82
4e afd.
26 mei 1965
een inwonend alleenstaande: iemand die een gedeelte van een woning
bewoont en daarin een eigen huishouding voert;
een kamerbewoner: iemand die een gedeelte van een woning bewoont
zonder een eigen huishouding te voeren.
a. woningen bewoond door alleenstaanden of alleenstaanden met één
of meer inwonende alleenstaanden, echtparen, gezinnen en kamer-
bewoners.
Bewoond door:
één alleenstaande 536
met één inwonend alleenstaande 59
met één inwonend echtpaar 74
met één inwonend gezin 101
met één kamerbewoner 139
met twee of meer kamerbewoners 62
met een combinatie van bewoningen als
bovengenoemd 53
1024
b. woningen bewoond door echtparen of echtparen met één of meer inwo-
nende alleenstaanden, echtparen, gezinnen en kamerbewoners.
Bewoond door:
één echtpaar 1186
één echtpaar met één inwonend alleenstaande 18
één inwonend echtpaar 50
één inwonend gezin 82
één kamerbewoner 112
twee of meer kamerbewoners 24
een combinatie van bewoningen als boven-
genoemd 20
1492
c. woningen bewoond door gezinnen of gezinnen met één of meer in-
wonende alleenstaanden, echtparen, gezinnen en kamerbewoners.
Bewoond door:
één gezin 3677
met één inwonend alleenstaande 41
één inwonend echtpaar 58
één inwonend gezin 85
één kamerbewoner 200
twee of meer kamerbewoners 32
een combinatie van bewoningen als bovengenoemd 16
4109
verzorgingshuizen, verpleeghuizen en andere woongelegenhe-
den, die in het kader van deze telling niet van belang zijn 23
op het moment van telling wegens mutaties (verhuizing, ver-
bouwing e.d.) leegstaande woningen, waaronder begrepen 20
bedrijfswoningen 56
totaal aantal woningen 6704