30 september 1965
209
voorstel begrepen dat het niet zozeer ging om de constructie van het geval
maar om het feit dat de gemeente nu genoodzaakt wordt voor de uitvoering
van dit uitbreidingsplan een stuk grond met een opstal te kopen waarvan
de opstal een hoge prijs vergt. Eigenlijk is dus het hele debat terug te
brengen tot een geldkwestie, want als bij wijze van spreken deze grond
door de Bavo voor half geld was aangeboden, om de gemeente ook eens een
dienst te bewijzen, dan zou dit debat er niet zijn geweest. Dit bracht spreker
op de gedachte dat ongetwijfeld ook andere gemeenten met dit vraagstuk
zitten te tobben. Het speelt in Heemstede gelukkig niet op zo'n grote schaal
want spreker gelooft niet dat in de naaste toekomst nog meerdere Bavo's
aangekocht behoeven te worden, maar in andere gemeenten spelen soort-
gelijke gevallen wel.
Er bestaan b.v. regelingen voor krotopruiming en voor het saneren van
stadswijken met rijkssteun. Als ook andere gemeenten deze en soortgelijke
moeilijkheden hebben, zou het dan niet wenselijk zijn dat de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten eens in overleg treedt met de betreffende
ministeries teneinde te trachten een regeling te verkrijgen waardoor een
deel van de lasten die door deze aankoop worden veroorzaakt op een andere
wijze gefinancierd kan worden dan thans het geval is. Spreker geeft het
college in overweging eens na te gaan of er geen aanleiding bestaat dit
vraagstuk via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan de orde te
stellen. Het is bekend dat in de laatste begroting van het ministerie van
volkshuisvesting en ruimtelijke ordening de gedachte wordt gelanceerd
dat in de loop van 1970, en in sommige delen van het land misschien nog
wel eerder, tot een grootscheepse aanpak van krotopruiming, van stads-
sanering en wat dies meer zij kan worden gekomen.
De voorzitter zegt dat deze suggestie uiteraard in het college aandacht
zal krijgen en naar de mogelijkheden een onderzoek zal worden ingesteld.
Wethouder Van Wijk: „Als dit geluid eens in de Tweede Kamer zou
klinken zou dat ook wel een geschikte plaats zijn."
De heer Brandsma: „Dat zal zeker gebeuren maar dat moet ook van de
slachtoffers zeif uitgaan."
VTI BENOEMING LEDEN VAN DE COMMISSIE BEDOELD IN
ARTIKEL 8 VAN DE WOONRUIMTEWET.
De voordracht is opgenomen in de gedrukte stukken onder volgno.
129. Benoeming leden van de commissie bedoeld in artikel 8 van de
Woonruimtewet.
De voorzitter verzoekt de heren Willemse en Verkouw voor deze en
volgende stemmingen met hem het bureau van stemopneming te vormen.
Uit de gehouden stemming blijkt dat de heren H. D. Vooren met 20
stemmen, A. van Wingerde met 18 stemmen, N. J. van der Linden met 19
stemmen, M. van Ravenstein met 20 stemmen en mevr. E. Prager-Bos met
20 stemmen zijn benoemd tot lid van de commissie, bedoeld in artikel 8
van de Woonruimtewet, voor de zittingsperiode 1 oktober 1965 - 1 oktober
1966. Eén stem was van onwaarde.
VIII. ONTSLAG EN BENOEMING LID VAN DE COMMISSIE TOT
WERING VAN SCHOOLVERZUIM
De aanbeveling is opgenomen in de gedrukte stukken onder volgno.
130. Ontslag en benoeming lid van de commissie tot wering van schooi-
verzuim.
Zonder hoofdelijke stemming wordt de heer W. P. Snijders Blok eervol
ontslag verleend.