26 november 1965 261
is op 1 maart 1964 de Woonschepenverordening Noord-Holland in werking
getreden. Deze Woonschepenverordening heeft, in tegenstelling tot de Ver-
ordening op het landschapsschoon, de aangelegenheid die bij die verorde-
ning aan de orde is, uitputtend willen regelen. Bij de Verordening op het
landschapsschoon gaat het in hoofdzaak om de delen der gemeente die
buiten de bebouwde kom liggen, maar bij de Woonschepenverordening heb-
ben Gedeputeerde Staten bewust ook de bebouwde kom erin willen betrek-
ken. En nu zijn burgemeester en wethouders het niet eens en spreker
kan zich dat indenken met de wijze waarop Gedeputeerde Staten uit-
voering aan deze verordening hebben gegeven. Het gemeentebestuur had
liever gezien dat meer gedeelten van de gemeente waren aangewezen
waar het verboden zou zijn om een woonschip, en dat woonschip is dan in
zeer ruime zin genomen, te doen meren. Spreker gelooft niet dat het ver-
standig is dat de gemeente, nu Gedeputeerde Staten aan het verzoek van
het gemeentebestuur geen gehoor hebben gegeven, dit zelf gaat regelen.
Uit ëen oogpunt van wetgeving lijkt spreker dat ook weinig elegant. De
mensen die hier met een boot ligplaats willen innemen hebben dan met
twee verordeningen te maken, in de eerste plaats de verordening van de
provincie en daarnaast dan nog een aanvullende gemeentelijke verorde-
ning. Spreker kan zich voorstellen dat als er op grond van de gemeentelij-
ke verordening proces-verbaal wordt opgemaakt de geverbaliseerde zich
tot de rechter zal wenden met het verzoek de verordening van de gemeente
onverbindend te verklaren. Men kan natuurlijk redeneren: laten we dat
maar afwachten; wij sturen nu rustig deze verordening in.
Spreker meent dat er ook een belangrijk praktisch bezwaar tegen aan-
neming van dit voorstel bestaat. In het ontwerp-besluit is n.l. ook op-
genomen en spreker dacht dat de burgemeester daar zeer voor gepor-
teerd was een wijziging van artikel 91 van de Politieverordening om
extreme kansspelen tegen te gaan. In het voorstel wordt gesproken over
het Delphi-24-spel. Als de raad het ontwerp-besluit aanvaardt dan loopt
men het risico dat daar een vrij langdurige correspondentie uit voortvloeit.
Dat betekent dat deze verordening voorlopig niet zal kunnen worden af-
gekondigd, zodat ook artikel 91 niet in werking kan treden. Daarom zou
spreker willen voorstellen artikel 24a uit deze verordening te lichten en
daarnaast burgemeester en wethouders in overweging geven zich opnieuw
tot Gedeputeerde Staten te wenden met het verzoek een zekere uitbrei-
ding te geven aan de werkingssfeer van de Woonschepenverordening
Noord-Holland. In afwachting daarvan kunnen burgemeester en wethou-
ders zich nog altijd met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in
verbinding stellen met de vraag of de gemeente hier aanvullend kan rege-
len. Spreker meent dat dat de meest praktische oplossing is en dat dan
ook tegemoet wordt gekomen aan de wens van de burgemeester om spoe-
dig een artikel bij de hand te hebben ten einde tegen extreme kansspelen
op te kunnen treden.
De heer Rutgers zegt dat het voorgestelde nieuwe artikel 24a juridisch
geen eenvoudige zaak is. Spreker heeft uiteraard na de vergadering van
de commissie voor de strafverordeningen ôôk nader gestudeerd, maar hij
moet zeggen dat zijn informatie niet helemaal volledig is omdat de juris-
prudentie ten deze bij de Kroon ligt. Het handboek van Van der Pot zegt
dat de beoordeling of de lagere overheid haar bevoegdheid tot verordenen
in verband met een reeds bestaande verordening van een hogere overheid
heeft overschreden, in eerste instantie bij de Kroon ligt en niet bij de
rechter. Daarom vond spreker in de jurisprudentie van de rechtspraak niet
veel voorbeelden, zodat hij bij gemis op zijn kantoor van de jurisprudentie
van de Kroon zich dienaangaande niet verder op de hoogte kon stellen.
Toch meent spreker voor zover hij het uit de reehtspraak van de gewone
rechter heeft kunnen nagaan, dat deze verordening het nog wel zal halen.