262
26 november 1965
De gewone rechter is vrij schaars met het onverbindend verklaren van
gemeentelijke verordeningen in verband met een reeds bestaande verorde-
ning van een hogere instantie. Dit gebeurt wel, want b.v. in Terschelling
is een verordening, gemaakt ter bestrijding van de para-tuberculose, on-
verbindend verklaard omdat de Veewet deze materie al regelde. Hetzelfde
geschiedde met een verbod tot het vervoeren van wilde konijnen, hetgeen
in strijd met de Jachtwet werd geacht. In beide gevallen was het duidelijk
dat de onderwerpen al bij een wet waren geregeld. Een goed voorbeeld
vond spreker in een arrest van de Hooge Raad van 1938, waarbij een
gemeentelijk verbod tot het verkopen van spijzen op zondag niet in strijd
werd geacht met de Winkelsluitingswet, omdat die wet aan de inwoners
van die gemeente geen onaantastbaar recht gaf om die spijzen op zondag
te verkopen. Spreker meent dat in het onderhavige geval ook niet gezegd
zou kunnen worden dat door de provinciale verordening aan de inwoners
van Heemstede, een onaantastbaar recht wordt gegeven om in de gebie-
den, welke buiten de provinciale verordening vallen, een boot te hebben.
Als de provincie een verordening maakt waarbij het op grond van het
landschapsschoon, en dat landschapsschoon vindt spreker toch wel een
belangrijk punt, in door Gedeputeerde Staten aan te wijzen gebieden
verboden is ligplaats met woonschepen in te nemen, dan meent spreker
dat daarmee niet aan de inwoners, die niet zozeer in een landschap maar
in een dorpskern wonen, het recht gegeven wordt om daar dan wêl een
boot neer te leggen. Het is een moeilijke kwestie. Zij het langs een iets
andere weg, komt spreker toch tot steun aan het voorstel van de heer
Verkouw, dat het wenselijk is dat burgemeester en wethouders deze zaak
nog eens overdenken en contact opnemen met de provincie, na eventueel
advies te hebben ingewonnen hetzij van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, hetzij van de advocaat van de gemeente. Spreker is met de
heer Verkouw van mening dat, wanneer het mogelijk is deze materie in
één verordening te regelen, met name in de provinciale verordening dit
zeker de voorkeur verdient, want hoe minder wetten en verordeningen
men behoeft te kennen, hoe beter het is. Op die grond zou ook spreker
willen voorstellen om artikel 24a uit het ontwerp-besluit te lichten en de
overige wijzigingen van de Algemene Politieverordening aan te nemen.
Op artikel 24a kan dan worden teruggekomen, hetzij dat dit niet nodig is
omdat Gedeputeerde Staten het aangewezen gebied in Heemstede uitbrei-
den, hetzij door een aparte gemeentelijke verordening te maken die even-
tueel ook wat anders geformuleerd kan worden omdat er misschien nog
wel andere openbare belangen zijn voor het niet hebben van boten dan
alleen het landschaps- of het dorpsschoon.
Mevrouw Gaasterland zegt dat in de commissie voor de strafverordenin-
gen de leden zich niet definitief over artikel 24a hebben kunnen uitspre-
ken, omdat zij een nader onderzoek zouden afwachten. Spreekster wil
zich graag aansluiten bij het voorstel van de heer Rutgers op de gronden
die hij daar voor heeft aangevoerd.
De heer Minderop merkt op, dat men bij het maken van een gemeente-
lijke verordening altijd moet nagaan of het onderwerp van de verordening
reeds uitputtend is geregeld door de hogere wetgever. Het onderwerp van
de hogere wetgever is in dit geval alleen het landschapsschoon, terwijl
voor de gemeentelijke verordening het dorpsschoon en de openbare orde
tot op zekere hoogte een rol spelen.
De voorzitter merkt op dat de openbare orde in deze niet speelt. Het
gaat over het slordige aanzien der gemeente als gevolg van het ongebrei-
deld ligplaats innemen van woonschepen. Deze omschrijving is z.i. ruimer
dan het doel der provinciale verordening n.l. ,,behoud van het landschaps-
schoon".
De heer Minderop ziet de geopperde bezwaren nog niet direct. Hij