26 novêmber 1965
263
geioöft hiet dat ifien kan zeggen dat dit onderwerp zodanig uitputtend in
de provinciale verordening geregeld is dat daarop geen aanvulling in de
gemeentelijke verordening mogelijk zou zijn.
De voorzitter zegt dat de heer Verkouw ervan uitgaat dat in de verorde-
ning van de provincie dit onderwerp uitputtend is geregeld. Maar hoe
komt hij daaraan
De heer Verkouw: „Dat kunt U in de betreffende voordracht aan de pro-
vinciale staten lezen."
De voorzitter antwoordt dat hij dat in de eonsiderans van de provinciale
verordening niet heeft kunnen vinden. De heer Verkouw steunt op de
mening van een bepaalde deskundige. Maar is die mening juist? Spreker
gelooft pertinent van niet. Burgemeester en wethouders hebben indertijd
aan Gedeputeerde Staten gevraagd alleen de woonschepen- en jachthaven
van de verbodsbepalingen der provinciale verordening uit te zonderen,
maar dat is toen niet gedaan.
De heer Verkouw: „Stelt U voor dat alle gemeenteraden weer met aan-
vullende verordeningen zouden komen. Dat wordt chaotisch,"
De voorzitter zegt dat wanneer het ontwerp-besluit wordt aangenomen,-
er misschien correspondentie over artikel 24a zal kunnen ontstaan. Gede-
puteerde Staten kunnen dit besluit ter vernietiging voordragen aan de-
Kroon, maar het kan ook zijn dat er straks gewoon een bericht van ont-
vangst komt en dan kan de verordening worden afgekondigd. Dan heeft
de rechter deze verordening toe te passen tenzij hij haar onverbindend
verklaart en dat komt hoogst zelden voor. Spreker zou de raad dringend
willen aanbevelen om deze wijziging van de Algemene Politieverordening
aan te nemen. Burgemeester en wethouders zijn nu al jaren met dit onder-
werp bezig en zij willen nu eindelijk wel eens kunnen optreden.
De heer Verhoeven vraagt of dit voorstel niet in drieën kan worden
gesplitst. De voorgestelde wijziging van artikel 91, waarin het beoefenen
van kans- en behendigheidsspelen wordt verboden, kan dan zonder opont-
houd in werking treden, hetgeen de burgemeester toch graag zou zien.
Als spreker het goed begrijpt staat de heer Verkouw op het standpunt dat
aanneming van alle voorgestelde wijzigingen in één verordening de kans
inhoudt dat alles op de lange baan wordt geschoven.
De voorzitter zegt dat de heer Verkouw een praktisch bezwaar naar
voren heeft gebracht. Spreker zou desalniettemin willen voorstellen het
ontwerp-besluit aan te nemen omdat hij pertinent gelooft dat de gemeente
ten aajizien van het bepaalde in de Woonschepenverordening Noord-Hol-
land een aanvullende bevoegdheid heeft.
De heer Verhoeven meent dat het ontwerp-besluit beter gesplitst kan
worden, n.l. één wijziging van artikel 91 en één wijziging van de overige
artikelen.
De voorzitter stelt voor de invoeging van artikel 24a in een aparte wijzi-
ging van de Algemene Politieverordening op te nemen.
De heer Rutgers merkt op dat de voorzitter niet heeft geantwoord op
de bezwaren van de heer Verkouw en van spreker tegen artikel 24a. Spre-
ker deelt het bezwaar van de heer Verkouw dat hier wellicht nodeloos een
aparte verordening wordt gemaakt, terwijl Gedeputeerde Staten, als het
opnieuw wordt gevraagd, wellicht bereid zullen zijn de Woonschepen-
verordening Noord-Hoiland voor de gehele gemeente, met uitzondering
van de woonschepen- en jachthaven, van toepassing te verklaren. Zolang
niet vaststaat dat Gedeputeerde Staten daartoe niet bereid zijn is spreker
apert tegen aanvaarding van het voorstel van burgemeester en wethou-