2e afd. 16 december 1965 De hierboven genoemde investeringen vergen alieen reeds een bedrag van 215.000,aan rente en afschrijving per jaar. Het ligt verder in ons voornemen, om, wanneer in het begrotingsjaar rijksgoedkeuring zal worden verkregen voor de uitbreiding van het raadhuis, voor de restauratie van ,,Meerzicht", voor de bouw van een brandweerkazerne en van een kleed- en restauratiegelegenheid bij de tennisbanen Uw raad voor de realisering daarvan de nodige kredieten te vragen. Voor de uitvoering van de overige, in het meerjarenplan voor 1965 en 1966 voorziene projecten, voor zover nog niet ter hand genomen, ontbreekt dus voorshands de nodige financiële armslag. De grote uitgaven, waarvoor onze gemeente zich in de komende jaren in verband met de uitvoering van de hierboven genoemde en andere in het meerjarenplan vermelde kapitaalswerken gesteld zal zien, hebben ons aan- leiding gegeven een verhoging der plaatselijke belastingen ernstig onder het oog te zien. Voorshands hebben wij een dergelijke verhoging nog menen te moeten beperken tot een verdubbeiing van de rechten voor het ophalen van huisvuil. Ons daartoe strekkend voorstei doen wij U afzonderiijk toe- komen. °P langere termijn zal echter aan verderstrekkende maatregelen tot verhoging der inkomsten niet ontkomen kunnen worden. In verhouding tot de te verwachten verhoging van het uitgavenpeil biedt zelfs een inkom- stenvermeerdering van rond 335.000,—, welke de gemeente kan toevallen, wanneer de in afwachting van de totstandkoming der wet op de verruiming van het plaatselijk belastinggebied te treffen voorlopige voorziening in werking treedt, slechts zeer ten dele soulaas. Zoals wij U reeds eerder mededeelden werd het betrekkelijke wetsontwerp al op 14 mei 1963 bij de Staten-Generaal ingediend. Het valt niet te verwachten dat de voorgestelde regeling op korte termijn in werking zal treden. Niet alleen op een versterking der middelen zal het beleid in de komende jaren gericht dienen te zijn, doch ook niet strikt noodzakelijke uitgaven zullen achterwege dienen te blijven. In dit verband hebben wij gemeend om, nu als gevoig van de verlaging der leerlingenschaal per 1 september 1965 de wedden van alle aan de openbare lagere scholen werkzame onder- wijzers door het rijk worden vergoed, geen boventallige leerkrachten meer te moeten aantrekken. Voorts achten wij het niet langer verantwoord de helpsters aan de openbare kleuterscholen te handhaven. In de begroting is er dan ook rekening mede gehouden dat deze helpsters tot het einde van het schooljaar 1965/1966 in dienst zullen blijven. Wij hopen thans aan de hand van een hieronder te geven opsomming van de voornaamste verschillen tussen de begrotingen voor 1965 en 1966 en een toelichting op enkele onderdelen van de laatste begroting het beeld dat deze begroting biedt, nog nader te verduidelijken. Ten aanzien van de vermelde verschillen dient te worden opgemerkt dat deze zich beperken tot bedragen van 10.000,— of meer en dat bij dé berekening der verschillen de stijging der personeelskosten is geëlimineerd, omdat deze stijging in één bedrag wordt samengevat. Wanneer tegenover de verhoogde uitgaven een daarmede corresponderende verhoging der in- komsten staat, is daarvan in dit verband uiteraard geen melding gemaakt. De voornaamste verschillen zijn dan de volgende:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1965 | | pagina 2