16 december 1965
277
beslissingen dienaangaande te nemen. Ik heb het ellendige gevoel, dat op
dit punt „over ons" en „zonder ons" is beslist en nog verder beslist zal
worden en dat mogelijk ook ,,prestige" bij de beslissing een rol gespeeld
heeft. Als ik ergens het land aan heb, dan is het aan overwegingen van
prestige bij overheidsbeslissingen. Ik kan dus ook niet overzien of wij
alsnog moeten ageren tegen de vestiging van deze industrie of dat wij
ons daarbij hebben neer te leggen en de maatregelen te bespreken om de
gevolgen zo goed mogelijk te doen zijn, maar dit zal naar mijn indruk
spoedig in agglomeratieverband moeten worden beslist.
Ik wil echter wel waarschuwen tegen het zich te vlug neerleggen bij
zogenaamde beslissingen van hoger hand en ik meen daarvan een recent
voorbeeld te hebben. Wij hebben in één der laatste raadsvergaderingen een
kort debat gehad over de vestiging van de vierde Technische Hogeschool,
al dan niet in Haarlem. Ik heb mij toen verstout om het nut van de op-
richting van een vierde T.H. te bestrijden. Mij werd tegengevoerd, ik
meen door de heer Verkouw: waar praat u nog over, want zulks is toen
en toen door de regering besloten. Op 4 november j.l. berichtte echter het
Haarlems Dagblad dat de regering zelve de behoefte aan een vierde T.H.
betwijfelt! Terecht werd deze twijfel mede gegrond op de wanverhouding
tussen ingenieurs en middelbare technici. Ik meen overigens, dat ook een
dergelijk onderwerp vestiging van een nieuwe T.H. al dan niet in deze
omgeving zeer geschikt is voor behandeling in agglomeratieverband en
dat wij ook bij dit onderwerp ervoor moeten zorgen, dat prestigeoverwegin-
gen worden buitengesloten.
Naast de luchtvervuiling staan direct de watervervuiling en de bodem-
vervuiling. Ook deze problemen moeten wellicht door de agglomeratie
worden aangepakt, dienen in ieder geval in goed overleg tussen de ge-
meentebesturen te worden behandeld. Daarom is mijn fractie niet tevreden
met het antwoord van het college op vraag 73, dat omtrent het interge-
meentelijk overleg inzake de vuilverwijdering geen nadere mededelingen
kunnen worden gedaan. Wij stellen ons voor op dit punt morgen terug
te komen.
Een tweede reeks onderwerpen, ter behandeling door de agglomeratie,
is gelegen op het gebied van de planologie, waarbij ik met name denk aan
de tracering van de nieuwe wegen voor doorgaand verkeer en de inrichting
van nieuwe woongebieden.
Het is duidelijk, dat wij veel verkeersproblemen zelf zullen hebben op
te lossen of in samenwerking met één of meer andere gemeenten, maar de
situering van nieuwe grote wegen voor doorgaand verkeer in eerste
instantie een zorg voor rijk en provincie roepen voor de gemeenten
dergelijke problemen op, dat deze slechts in agglomeratieverband oplosbaar
zijn. Bij de behandeling van de punten 38 en 39 van het algemeen verslag
en de memorie van antwoord hopen wij hierop morgen terug te komen.
Het maken van bestemmingsplannen is het werk van de aparte gemeen-
tebesturen. Niettemin zal de planologie in de grote lijn ook op dit punt
een kwestie van de agglomeratie zijn, waarbij de recreatie kan worden
betrokken. Het is ons bekend, dat het college druk doende is met de
voorbereiding van verschillende bestemmingsplannen. Wij hopen en ver-
trouwen, dat het mooie plannen zullen worden, welke bovendien financieel
uitvoerbaar blijken te zijn. Wij verzetten ons tegen plannen, volgens welke
in een kleine wijk of een grote buurt teveel soorten woningen woning-
wetbouw, premiebouw en vrije sector-bouw door elkaar heen worden
gebouwd, waardoor een dergelijke wijk of buurt een rommelig karakter
dreigt te krijgen. Biedt ook in deze de agglomeratie-gedachte een oplos-
sing, in dier voege dat door besprekingen in dit verband een wat strakkere
opzet van een en ander kan worden bereikt
Over de woningbouw, waarmede ik nu toch bezig ben, wordt morgen
nog wel nader gesproken. Heeds thans wijs ik echter op de publicatie in
het H.D. van zaterdag j.l. van een schrijven van minister Bogaers aan de