16 december 1965
269
Wat de internationale economische situatie betreft, moet ik tot mijn spijt
constateren, dat die situatie m.i. een ongunstig'e is. De E.E.G., waarin wij
ons als een van de eersten en vurigsten hebben gestort, dreigt zowel staat-
kundig als economisch op een mislukking uit te lopen. Mede door de
halsstarrige houding van Frankrijk, speciaal op het gebied van de produc-
ten van land- en tuinbouw en veeteelt, hetgeen voor onze export van die
producten een grote bedreiging vormt, temeer wanneer wij bedenken, dat
ons land en zeker deze gemeente niet alleen maar een industrieel land
respectievelijk gemeente is.
Hoe groot de invloed van de E.E.G. kan zijn is onlangs ook nog gebleken
uit een rede welke Jhr. Mr. E. van Lennep, de thesaurier-generaal van het
Ministerie van Financiën, heeft gehouden tijdens een bijeenkomst van de
Nederlandse Organisatie van de Intemationale Kamer van Koophandel.
Dit kan een invloed ten goede en ten kwade zijn in het kader van de
verkrijging van stabiel internationaal geld. Daar is een intensivering van
het internationaal overleg voor nodig, welke intensivering zou moeten
lopen via de intemationale monetaire overlegs-organen.
De jongste Britse Troonrede bepleit niet zonder reden onder meer het
belang van de engelse bijdrage aan het totstandkomen van krachtiger
banden tussen E.E.G. en EFTA.
Het zevende halfjaarlijkse economische rapport van de SER is aan
Minister Veldkamp aangeboden. Ondanks de niet als ongunstig gekarak-
teriseerde economische vooruitzichten, die tot uiting komen in de macro-
economische verkenningen van het Centraal Planbureau, ziet de SER een
aantal tot voorzichtigheid manende factoren.
Door nieuwe belastingen, tezamen met het progressie-effect van loon- en
inkomstenbelasting, zal de particuliere consumptie naar schatting 1,6%
lager komen te liggen. Daardoor zal deze achterblijven bij de ontwikkeling
van het nationaal inkomen. Met betrekking tot het verwachte voortgezette
herstel van de betalingsbalans in 1966 bestaan vrij veel onzekerheden. Ook
de onzekerheden t.o.v. de E.E.G. kunnen een ongunstig effect hebben op
onze export-mogelijkheden, evenals het streven van de duitse regering om
een ontspanning tussen Frankrijk en E.E.G. tot stand te brengen. De Raad
waarschuwt tegen inflatoire prijsbeweging.
Voor 1966 wordt op een stijging van 4,5% van het consumptie-prijspeil
gerekend, dat betekent in drie jaar tijds een stijging van het binnenlandse
consumptie-prijsniveau met bijna 17%. Het binnenlandse prijsverloop dreigt
een loon-prijsspiraal te doen ontstaan.
Dit is slechts een bloemlezing, maar u ziet weer de reëele dreiging van
inflatie hier doorheen schijnen. Ik ben zo vrij geweest u een aantal sten-
ciltjes te doen uitreiken, teneinde u niet met een hoeveelheid cijfers te
vermoeien, die u auditief toch niet zo snel opneemt. Die staatjes spreken
voor zichzelf; wij zijn, van welke kant wij het ook bekijken, aan de
infiatie toegekomen, welke belastingtechnisch nog voor de belastingbetaler
het nadeel heeft van de sterke progressie, die in de jaren na de oorlog
noodzakelijk is gebleken. Voor hetzelfde inkomen na belasting moet men,
zoals blijkt, een veel groter inkomen bruto verdienen.
Dr. Holtrop, de President van de Nederlandsche Bank heeft bij de
opening van het agentschap van de Nederlandsche Bank te Eindhoven op
29 oktober j.l. onder meer gezegd over inflatie:
Een der belangrijkste evenwichten, waarnaar wij streven, de stabiliteit
van het prijsniveau, wordt al geruime tijd niet meer verwezenlijkt. In vijf
jaar tijds is een prijsstijging van het particuliere verbruik van ten minste
21% opgetreden. Dit moet op den duur de spaarzin aantasten, hetgeen
bedenkelijk is omdat maatschappelijke structuur en welvaart in belang-
rijke mate op particuliere spaarzin steunen. Bovendien stijgt de behoefte
aan financieringsmiddelen bij het bedrijfsleven door een daling van de
bedrijfsbesparingen tengevolge van de stijgende arbeidskosten. Stijgende
gezinsbesparingen moeten hierin voorzien.