2e afd.
17 december 1965
Bij een vergelijking van laatstgenoemd bedrag met het hierboven ge-
noemde van 113.500,dient in aanmerking te worden genomen, dat
enerzijds een gedeelte van de stijging der salarissen voor rekening van
derden komt en anderzijds verschillende kleinere uitgaafposten in de
begroting eveneens gestegen zijn.
Het zal U aan de hand van het hierboven gegeven beeld van de onder-
scheidene lastenverzwaringen duidelijk zijn, dat zonder de verlaging van
de inkoopprijs, een verhoging der tarieven voor de afnemers noodzakelijk
zou zijn geweest.
Wij hebben thans gemeend de omstandigheid, dat de begroting van het
elektriciteitsbedrijf voor 1966 een overschot van f 76.000,vertoont te
moeten aangrijpen U een voorstel te doen tot herziening der elektriciteits-
tarieven, dat, hoewel de ruimte daarvoor in de begroting slechts gering is,
niettemin voor het overgrote deel der verbruikers een, uiteraard beschei-
den, verlaging betekent van de door hen voor de elektrisehe stroom te
betalen prijs.
Wij hebben bij dit voorstel niet meer het oog gericht gehouden op de
huidige tarieven van het P.E.N. Zoals U bekend is wordt bij deze tarieven
n°g een vastrecht gehanteerd, dat gerelateerd is aan de oppervlakte der
woningen. Dit maakt een vergelijking met de uitkomsten der Heemsteedse
tarieven, die een uniform vastrecht kennen, reeds bijzonder moeilijk. Daar
bij komt, dat inmiddels onder dagtekening van 9 oktober 1964 door de
Vereniging van Exploitanten van Elektriciteitsbedrijven in Nederland een
advies is uitgebracht, waarin algemene richtlijnen zijn vervat voor de
bepaling van tarieven voor huishoudelijk elektriciteitsverbruik. Blijkens
dit advies ligt het in de bedoeling de oppervlaktetarieven voor de bereke-
ning van het vastrecht geleidelijk te doen verdwijnen. Verwacht mag
daarom worden dat ook het P.E.N. eerlang van de oppervlaktetarieven af
zal stappen.
Het laat zich verder aanzien, dat het P.E.N. zijn huidige tarieven niet
zal kunnen handhaven. Blijkens de jaarstukken van dit bedrijf bedroeg de
bruto winst over 196310.434.000,over 1964 was deze als gevolg van
een stijging van de lonen, de kosten en de kapitaalslasten en een per 1
januari 1964 ingevoerde tariefsverlaging gedaald tot 3.115.600,—. Ook in
1965 was er een forse loon- en kostenstijging, welke zich in 1966 onge-
twijfeld nog zal voortzetten.
Maken de oppervlaktetarieven bij het P.E.N. een vergelijking met de
Heemsteedse tarieven in individuele gevallen moeilijk, een vergelijking
tussen de resultaten in totaal van beide bedrijven over 1964 laat zich vrij
gemakkelijk trekken. Uit deze vergelijking blijkt, dat de gemiddelde
opbrengst van het kleinverbruik per kWh bij het P.E.N. slechts een fractie
n-1. 0>1 cent lager ligt dan bij het Heemsteedse elektriciteitsbedrijf. Dit
geringe verschil dient hieraan te worden toegeschreven, dat het P.E.N.
weliswaar voor het huishoudelijk verbruik de stroom iets goedkoper lêvert
d°ch daarentegen de tarieven voor het verbruik in winkels en voor klein-
krachtverbruik in het algemeen aanzienlijk hoger liggen dan in Heem-
stede. Voor wat dit laatste verbruik betreft was bijv. de gemiddelde op-
brengst bij het P.E.N. 16,6 cent en in Heemstede 10,07 cent per kWh.
Het advies van de V.E.E.N. heeft zich nog niet uitgesproken over mogelij-
ke tarieven voor kleinkracht- en winkelverbruik. Vast staat wel, dat deze
tarieven voor winkels in het algemeen genomen te laag liggen. Deze toch
hebben als regel hun maximale verbruik in de spitstijd (kerstétalages
bijv.) en zijn daardoor voor het bedrijf zeer onvoordelige verbruikers. Het
laat zich aanzien, dat een door de V.E.E.N. voor deze groep nog uit te
brengen advies, zal moeten leiden tot hogere tarieven.