17 december 1965 339 moet wel begrijpen dat het voor de raad toch wel erg moeilijk is om elk plan afzonderlijk te beoordelen, als niet bekend is hoe de overige ontwerp- plannen zij het dan maar in grote lijnen er uitzien. Want de conse- quentie van dat incidenteel behandelen van de plannen kan zijn dat het eindresultaat als dus alle plannen in de loop van de tijd zijn vastgesteld niet beantwoordt aan datgene wat men zich daarvan had voorgesteld. Eigenlijk zou de werkwijze zo moeten zijn dat een soort van algemeen structuurplan voor de gemeente zou worden vastgesteld en dat dan, pas- sende in het kader van dat algemene structuurplan, de bestemmingsplannen nader zouden worden uitgewerkt. Dat zou een ideale situatie zijn. Maar de raad beschikt nu eenmaal niet over een structuurplan. Het enige wat min of meer als een uitgangspunt bij de beoordeling van de bestemmings- plannen zou kunnen worden gehanteerd, is de zgn. bouwnota die het vorig jaar bij de begroting is behandeld. Die geeft een kleine indicatie hoe de plannen er, ten aanzien van hun bebouwing, ongeveer uit zouden moeten zien. Het college heeft de raad onlangs een drietal belangrijke ontwerp- bestemmingsplannen laten zien en laten toelichten door de stedebouwkun- dige. Er is toen al gezegd dat grote waardering bestaat voor de aktiviteiten die het college ten deze heeft ontwikkeld en voor de wijze waarop deze bestemmingsplannen aan de raadsleden zijn gepresenteerd. Spreker wil zich bij die dank graag aansluiten. Hij vond het een buitengewoon nuttige en tevens ook nog een heel prettige bijeenkomst. Maar de voorlichting die de raad daar gekregen heeft was uiteraard van planologische en technische aard. De beleidsvragen die toch altijd met de opstelling van dergelijke plannen in verband staan, kwamen uiteraard toen niet aan de orde. De raadsleden konden aan de voor- en inlichter geen vragen stellen die het beleid raakten. Spreker heeft daartoe wel een schuchtere poging gewaagd, maar de stedebouwkundige was verstandig genoeg om daar niet op in te gaan. Over het beleid, dat met deze bestemmingsplannen samenhangt, zal in de raad het gesprek nog moeten plaatsvinden. Spreker vraagt zich in dit verband af hoe de zaken er nu eigenlijk op dit moment voorstaan. Als hij het goed begrijpt is de situatie nu deze, dat, behoudens een paar heel kleine ondergeschikte gebieden, de bestemmingsplannen voor onze gemeente in ontwerp gereed zijn, behoudens dat voor de Schouwbroekerpolder. Het college heeft in de memorie van antwoord doen blijken dat aan het ont- werp-plan voor de Schouwbroekerpolder wel wordt gewerkt en dat het binnenkort zelfs in eerste ontwerp gereed zal zijn. Spreker vertrouwt er dan ook op dat het college grote spoed achter dat plan zal zetten. Als dat dan gereed is dan bestaat er een vrijwel volledig beeld wat er ten aanzien van de bebouwing in de toekomst in onze ge- meente zal kunnen gebeuren. Die plannen krijgen de raadsleden dus van- daag of morgen voorgelegd, want er zal toch een uitspraak over deze plan- nen moeten komen. Spreker vraagt zich af hoe het college die zaak nu verder zal gaan behandelen. Hij hoopt niet dat de raad zich dan weer aan de hand van platen en maquettes over de plannen zal moeten uitspreken. Spreker dacht dat er iets bij moest. Natuurlijk moeten die tekeningen en maquettes mede worden beoordeeld, maar hij dacht dat het toch nodig was om de voorstellen tot goedkeuring van deze deelplannen, vergezeld te doen gaan van een nota, waarin het college nogeens behoorlijk omschrijft op welke wijze elk plan tot stand is gekomen, welke overwegingen bij de opstelling van dat plan hebben gegolden. Spreker zou b.v. ook willen weten welke opdracht er ten aanzien van elk plan aan de stedebouwkundige is gegeven, omtrent de opzet en de indeling van dat plan. Spreker heeft dat in die bijeenkomst ook pogen te vragen, maar, nogmaals, de stedebouw- kundige heeft daarover gezwegen of een antwoord gegeven dat er een beetje bij langs ging wat spreker heel verstandig van hem vond omdat de stedebouwkundige natuurlijk wel voelde dat hier een beleidsvraag aan de orde was, waar hij zich buiten had te houden. Spreker zou dus van het college willen weten welke opdracht het de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1965 | | pagina 25