-- - i
17 december 1965
345
er aan beginnen terwijl die industrie daar nog is. Maar dit plan is wel zö
opgesteld dat, als die industrie eertijds verdwijnt, dit plan uitgebreid kan
worden met de Blekersvaart. Daar kan dan ook woningbouw plaatsvinden
en dan moet die Blekersvaart bepaald dicht. Dat moet naar sprekers
mening nu ook al, al was het maar om parkeerruimte te bieden ter ont-
lasting van de Binnenweg. Trouwens, de eigenaren van de huidige bedrijven
langs die vaart smeken er om die vaart dicht te gooien. Als over 40 50
jaar de industrie daar weg is, kan dat plan worden afgerond en dan zal de
Blekersvaartweg een belangrijke functie blijven vervullen. In tegenstelling
met de heer Frets meent spreker dat met dit plan moet worden door-
gegaan.
Gemengde bebouwing kan, mits goed gesitueerd, een mooie bebouwmg
zijn. Daar zijn voorbeelden van maar er zijn ook voorbeelden van het
tegendeel. Spreker denkt dan aan de eerste bouw in Amsterdam-west, die
lelijk is, omdat het allemaal te vlug is gegaan. Zoals Heemstede de pro-
vinciebuurt heeft, zo heeft elke gemeente wel eens een deel dat minder
mooi is uitgevallen omdat na de oorlog de behoefte aan woningen zö groot
was dat men maar is gaan bouwen waar dat kon. Maar wij zullen wat dat
betreft lering trekken uit het verleden. Dit debat zal zich nog wel eens
herhalen, maar spreker meent hiermede te kunnen volstaan.
De heer Frets: ,,Dat Blekersvaartplan wilt u later completeren en dan
doet u weer precies hetzelfde. U maakt een partieel plan en later gaat u
het groter maken. U moet in mijn ogen eerst het grote plan maken en
daaruit het partiële plan distilleren."
Wethouder Van Wijk: „De industrie gaat verdwijnen."
De heer Frets: „Maakt u dan een plan zonder de industrie en licht u
daar de eerste fase uit."
Wethouder Van Wijk: „Die is er uitgelicht."
De heer Frets: ,,Ik zal er nu een streep onder zetten. Wij zullen elkaar
nog wel treffen."
De heer Brandsma zegt uiteraard niet bedoeld te hebben om nu over de
bestemmingsplannen te discussiëren. Hij heeft alleen maar willen weten
wat er nu vërder met die plannen gaat gebeuren, want hij meent dat de
raad zich daarover moet uitspreken. Spreker heeft dus zo'n beetje geëta-
leerd hoe hij zich voorstelt dat het college die plannen bij de raad zal
presenteren. Spreker heeft nu uit het antwoord van de wethouder begrepen
dat hij in dezelfde richting denkt als spreker en dat hij dus inderdaad niet
alleen de plaatjes en de maquettes, maar ook een gemotiveerde beredene-
ring van het hoe en waarom van de dingen daarbij zal voegen, zodat de
raad daar dus zijn oordeel over kan uitspreken.
Anderen hebben iets gezegd over de inlioud van deze plannen en daar
zijn dan een paar dingen bij waar spreker wel iets van wil zeggen. De heer
Kooijmans heeft gezegd dat hij destijds gepleit heeft voor een verhouding
tussen woningwet- en overige woningen van 35 65; de heer Rutgers
zat toen zo'n beetje op 50 50, maar de V.V.D. is nu van gedachten ver-
anderd en op 35 65 gekomen. Spreker zat een beetje hoger. Hij heeft
de cijfers niet in zijn hoofd maar hij meende dat de totaal mogelijke
woningbouw voor de gehele gemeente nog 2300 woningen was, waarvan
een goede 1300 gesubsidieerde woningen, dus niet alleen woningwetbouw,
en een goede 900 woningen in de vrije sector zouden kunnen zijn. Dat zal
allemaal wel ter sprake komen wanneer straks over de inhoud van elk
deelplan zal worden gesproken. Spreker moet er wel bezwaar tegen maken
dat de heer Kooijmans de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke
ordening introduceert en daarmee eigenlijk de indruk wil wekken als zou
minister Bogaers op het standpunt staan dat de verdeling van het bouw-
programma 1966 n.l. 60.000 woningwet- en 65.000 niet-woningwetwoningen