17 december 1965
347
zodat aangenomen mag worden dat er voldoende waarborgen zijn dat hier
aiieen maar binnen het kader van de voorschriften met betrekkmg tot
bestaande uitbreidingsplannen wordt gehandeld. Dergelijke afwijkingen
behoeven niet aan de raad te worden voorgelegd, omdat het uitvoermgs-
beleid is. Spreker wil echter direct toezeggen dat het uitvoeringsbeleid
zeker geen principieel beleid mag worden en dat burgemeester en wethou-
ders dat bepaald ook niet van plan zijn. Nu kan men wel eens twisten
over de vraag waar de grens ligt, of iets nu uitvoeringsbeleid is dan wel of
nieuwe wegen worden ingeslagen, maar dat is een kwestie van smaak.
Zoals deze bevoegdheid tot op heden door het college wordt toegepast
meent spreker niet dat hier nieuwe wegen zijn ingeslagen.
De heer Scheer overtrekt de zaken wat. Natuurlijk leggen burgemeester
en wethouders niet eerst de plannen aan de P.P.D. voor om dan te kunnen
zeggen: ziezo, wij zijn klaar wat de goedkeuring betreft en nu de raad
nog. Spreker vindt het echter wel verstandig om bij het totstandkomen
van plannen overleg te plegen met die instanties die straks geroepen
zullen zijn over die plannen te oordelen. De heer Scheer behoeft niet bang
te zijn voor een verlegging van de verantwoordelijkheden of een verkeerd
werken. Er moet natuurlijk regelmatig contact met de P.P.D. worden
gehouden opdat beoordeeld kan worden of de ontwerpen geen grote be-
zwaren zullen ontmoeten. Burgemeester en wethouders zijn ook wel eens
dwars tegen geopperde bezwaren ingegaan en is het ook wel eens gelukt
die bezwaren te ontzenuwen. Dit moet dus meer gezien worden als een
kwestie van praktisch werken dan als een verschuiving van de verant-
woordelijkheden.
De voorzitter zegt dat in de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening
sprake is van de wettelijke verplichting om de bestemmingsplannen eerst
in de vaste commissie voor de bestemmingsplannen te brengen. Wat de
heer Scheer wil is dus niet mogelijk.
De heer Scheer antwoordt dat de voorzitter daar wel gelijk in heeft
maar het lijkt spreker toch mogelijk om de raad, alvorens de plannen met
de P.P.D. worden besproken, gelegenheid te geven zich over de plannen
uit te spreken. Daarin is het college volkomen vrij en wordt niet te kort
gedaan aan de door de voorzitter aangehaalde bepalingen.
De voorzitter zegt dat burgemeester en wethouders de raad nu al inzage
van de plannen hebben gegeven. Wat de heer Scheer wil is juist niet meer
mogelijk.
De heer Scheer: „Ik blijf volhouden dat ik liever zou zien dat eerst de
raad in de plannen gekend wordt."
De voorzitter: ,,Dat kan niet."
Wethouder Van Wijk: „Ik wil zoveel mogelijk als het kan de gevraagde
weg volgen."
De heer Verkouw zegt dat van hem bekend is dat hij de raad graag
volledig aan zijn trekken laat komen, maar spreker is nu toch van oordeel
dat de raad hier met zijn wensen iets te ver gaat. De raad moet de wet-
telijke procedure in acht nemen en niet op de stoel van burgemeester en
wethouders willen gaan zitten, evenmin als het omgekeerde het geval mag
zijn Volgens de wet zijn burgemeester en wethouders in de eerste plaats
geroepen om de ontwerpen voor de bestemmingsplannen op te maken,
waarbij is voorgeschreven dat er vooral overleg gepleegd moet worden
met de P.P.D. Spreker vindt dat het college reeds zeer ver is gegaan door
de raad tevoren een zö uitvoerige uiteenzetting van de plannen te geven.
Spreker heeft ook wel begrip voor het standpunt van zijn fractiegenoot de
heer Brandsma, maar de wettelijke procedure moet worden gevolgd.
Mevrouw Gaasterland zegt dat de wethouder het woord uitvoerings-