n 29 scptember 1966 241 pompen wel eens gediscussieerd mag worden. Spreker zou gr;rag een kleme bbdrage^n deze discussie leveren. Burgemeester en wethouders stellen voor de benzinepompenverordening niet te wijzigen hoewel deze verorde- ning- geheel ongedifferentieerd is en uitgaat van en bepalingen gee t pompen aan of op de openbare weg. Twee punten dus die al fundamenteel verschillend zijn, n.l. de ingebruikneming van de openbare weg en de han teriirg van terrein in particuiier eigendom. Spreker wil daar nu even aan voorbiie-aan maar in het algemeen kan men toch zeggen, dat als het over bendnepompen en benzinestations gaat, grofweg drie onderscheidmgen ziin te maken. Dat zijn in de eerste plaats benzmepompen die men p eigen grond wil zetten, waarbij de gemeente betrekkelijk wemig mvl°ed zal kunnen uitoefenen, eenvoudigweg omdat zij metoveral m steat is om het gebruik van de particuliere eigendom te regelen. De hinderwet kan hier enige zeggenschap geven en bovendien kan de gemeente door het a! dan niet toestaan van in- en uitritten mogelijk emge mvloed uitoefenen, maar op zichzelf gezien is deze invloed gering. In de tweede plaats zijn er de benzinepompen die op de openbare weg staan en ^aarvan me kan zeggen dat de gemeente, a's eigenaresse van de openbare weg, daarb j terdege invloed kan uitoefenen omdat het plaatsen van een pomp P openbare weg aan een vergunning gebonden is. Als men de verordemng naleest kan vrijwel iedereen, zonder enig motief te hebben, aanvragen om ergens een benzinepomp te plaatsen. Er is geen enkele beperkende bepaüng aan het aanvragen opgelegd. Men zal m'ss°^en ^g®preker iedereen maar aanvragen en wij zullen wel neen zeggen, maar spreker dacht dat dat toch niet helemaal gezond was. In Amsterdam^geldlt de norm, dat men voor het hebben van een pomp op de openbare weg een garagebedrijf moet uitoefenen. Dat punt komt m deze verordemng niet ter sprake. Spreker dacht toch dat deze twee dingen aan elkaar v - bonden moesten worden en dan nog voor garagebednjvenvan een ^epaald oppervlak. Als men inderdaad met een bepalmg zou komen dat een ver gunning voor benzinepompen o.a. aan het hebben van een gaiagebed j wordt verbonden, dan zal men voorzichtig moeten zijn met het te groot maken van de onderlinge afstand tussen twee pompen omdat men daar- mee tevens het uitoefenen van een garagebednjf onmogehjk zou maken binnen een straal van 500 meter van een ander bednjf. Maar er zijn nog belangrijker benzinepompen, althans belangrijker voor de gemeente n. de benzinepompen waarbij de gemeente daadwerkelijk ™vl°ed heeft by de uitgifte doordat zij zelf kan bepalen of zij ter plaatse al of met ee benzinestation wil hebben. Een plaats voor een benzmestation vertegen- woordigt een hoge waarde. De vraag is dan of de gemeente al dan met bereid is die hoge waarde voor dat benzinestation te încasseren ten bate van de gemeentekas of ten bate van een sluitende exploitatie van een uit- breidingsplan. Spreker denkt hierbij aan de verf h^lende mtbreer^fntogen nen die nog te komen staan en waarin ongetwijfeld ook voorzienmge van deze aard zullen worden opgenomen ten gerievevandeautomotahst in deze nieuwe wijken. Spreker îs zich bewust dat het spreken over üe uitgifte van benzinestations iets afwijkt van het onderwerp dat hier tafel ligt Hij wil alleen stellen dat, als men inderdaad van memng zou zijn, en spreker heeft die mening, dat plaatsen voor benzinestations waar de gemeente grote invloed op heeft, op een voor de gemeente economische wijze aan de desbetreffende organisaties moeten worden uitgegeven dat het dan ook terdege van economisch belang îs om de plaatsmg van pom- pen niet ongeremd haar gang te laten gaan, eenvoudigweg omdat het aantal pompen dan zô groot zou kunnen worden dat daardoor de waarde van de door de gemeente uit te geven plaatsen voor benzmestations zou kunnen worden verminderd. Dat opzichzelf het hanteren van het econo- misch motief niet vreemd is, wil spreker illustreren met een paar voor- beelden waarbij hij noemt de Eindhovense benzineverordemng, gevolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1966 | | pagina 11