246
29 september 1966
er spreker om dat de weigeringsgronden in de verordening niet uitputtend
genoeg zijn geregeld. Zijn vraag was geen andere dan burgemeester en
wethouders te verzoeken zich nog eens op deze zaak te bezinnen.
Mevr. Gaasterland vraagt of burgemeester en wethouders dit onderwerp
nog in studie willen houden en dan eventueel ook het oordeel van commis-
sies willen vragen. Burgemeester en wethouders zeggen nu wel dat hier
geen eoonomische bepalingen mogen worden bijgehaald, maar dat is niet
zo. Het heeft toch met het onderwerp te maken en een en ander kan niet
van elkaar worden losgemaakt.
De voorzitter: „Ik heb gezegd dat dit onderwerp tot de dagelijkse zorg
van burgemeester en wethouders behoort. Dat is toch meer dan een studie."
De heer Verkouw: „U gooit de economische motieven door elkaar, die
van de exploitanten en die van de gemeente. Dat zijn twee verschillende
zaken."
De voorzitter zegt nog in antwoord op de opmerking van de heer
Bomans, dat wat de heer Bomans wil de situatie nog veel gevaarlijker
zou maken. De Cruquiusweg is een zeer gevaariijke weg. Het is uiteraard
zeer betreurenswaardig dat dit ongeluk is gebeurd waarbij een kind is
overleden. Het heeft wel gelegen aan de fout van degene die het slacht-
offer van het ongeluk is geworden. Een andere oplossing ter plaatse is
naar de mening van burgemeester en wethouders niet mogelijk. De oplos-
sing die de heer Bomans suggestief aan de hand heeft gedaan lijkt spreker
nog veel gevaarlijker.
De heer Bomans zegt dat het dus gevaarlijk wordt geacht dat een uit-
rit wordt gemaakt op de provinciale weg 50 of 100 meter voorbij de ben-
zinepomp. Een dergelijke uitrit verwacht men anders in het algemeen
wel als men een benzinepomp passeert. Nu is er een situatie gecreëerd
waar niemand op rekent, waar die dame ook niet op gerekend heeft. De
voorzitter kan formeel stellen dat zij schuldig is, maar spreker gelooft
dat de situatie dit ongeluk in de hand heeft gewerkt.
De voorzitter wil het woord schuldig natuurlijk verzachten. Zij heeft
niet opgelet of wat ook.
De heer Bomans: „Persoonlijk vind ik het daar een gevaarlijke situatie
en ik zou het prettig vinden als de bevoegde instanties..."
De voorzitter: ,,U wiit dus wel een uitrit die op de hoofdweg uitkomt."
De heer Bomans: ,,Zoals bij alle benzinepompen."
De voorzitter: „Dan moet u het verkeer daar eens zien."
De heer Bomans: „Nu komt een auto 300 meter verder ook op de hoofd-
weg via een sluippad."
De voorzitter: „Dit is dus een geval dat ter sprake kan komen in de
verkeerscommissie. Daar kunnen de motieven waarom de uitrit bij deze
benzinepomp zo gesitueerd is nog eens naar voren worden gehaald en dan
zal blijken dat niet over één nacht ijs is gegaan.
De heer De Kuiter merkt op, dat in hetgeen hij zojuist ter tafel heeft
gebracht, geen sprake is van een belasting op de automobilisten, zoals de
heer Willemse zei, doch slechts voor de benzinemaatschappijen zoals de
heer Rutgers ook al vertelde. Sipreker wil er nu niet verder op doorgaan
omdat dit soort discussies dat is hij met de heer Verkouw eens op
dit moment te ver zou voeren. Spreker kan het toch niet anders zien dan
dat het benzinebeleid in zijn totaliteit moet worden bestudeerd. Men kan
niet het onderdeel dat hier ter tafel ligt er uit nemen en aan een oordeel
onderwerpen zonder de punten die spreker heeft genoemd, uitputtend te