248
29 september 1966
kwestie in gesproken, maar nu er een aantal nieuwe leden in deze raad
is, moet spreker toch heel in het kort uiteenzetten waar het om gaat. Er
is een adviescommissie woonruimte die het college adviseert over het al
of niet verlenen van een woonruimtevergunning. Als b.v. iemand een eigen
huis heeft in Heemstede en hij woont in Amsterdam en zijn huis in Heem-
stede komt leeg en hij wil dat betrekken, dan beslist het oollege, daarbij
geadviseerd door de adviescommissie, of die meneer daarvoor vergunning
krijgt. Stel dat het college op advies van de adviescommissie afwijzend
beslist en die meneer is het daar niet mee eens en hij wil het huis niet
verhuren, dan zullen burgemeester en wethouders wellicht moeten over-
gaan tot het vorderen van het huis voor degene die zij er in willen hebben.
Ingevolge de woonruimtewet moeten burgemeester en wethouders dan het
advies inwinnen van de vorderingscommissie waarna de huiseigenaar een
oproeping krijgt om voor de commissie te verschijnen. Als één lid van die
commissie zich tegen vordering verklaart en burgemeester en wethouders
besluiten tot vordering over te gaan, kan de huiseigenaar in beroep gaan
bij gedeputeerde staten. Maar de vorderingscommissie bestaat in Heem-
stede uit dezelfde personen, althans voor een groot deel dezelfde personen,
die ook lid zijn van de adviescommissie woonruimte en dus in die kwaliteit
het college al geadviseerd hebben om de man niet in Heemstede toe te
laten. Dit is het punt waar het om gaat. Sprekers fra.ctie heeft dan ook
al jaren achtereen gevraagd de leden van de vordermgscommissie niet
dezelfde te doen zijn als de leden van de adviescommissie. De argumenten
daartegen van het college en van hen die het daarmee eens zijn, zal spre-
ker niet allemaal bespreken omdat zij z.i. niet terzake doen. Eén van de
laatste .argumenten is geweest dat er eigenlijk nooit klachten tegen deze
gang van zaken zijn ingebracht. Dat is niet waar. Er zijn wel degelijk
klachten over, die sprekers fractie bekend zijn, maar bovendien heeft de
Bond van makelaars in een officiële brief aan de raad, enige jaren geleden
die toestand ook al gelaakt. Mensen dus die dagelijks met deze materie te
maken hebben. Spreker meent dat in de raad langzamerhand het gevoel
is gegroeid dat het zo niet moet in verband met de rechtszekerheid van
de betrokkenen. Mevrouw Cohen daar is spreker nog steeds dankbaar
voor heeft twee jaar geleden bereikt dat althans één lid van de vorde-
ringscommissie geen lid is van de adviescommissie. Zij heeft gehoopt -
dat heeft zij later ook gezegd dat dat langzaam zal doorwerken.
Zij is in die hoop door het college teleurgesteld. Het college is op die weg
niet doorgegaan maar heeft het al die jaren bij dat ene lid gelaten. Het is
echt een belangrijk punt. Het is ook juridisch een belangrijk punt. Spreker
zal alle juridische argumenten nu niet herhalen, maar het staat voor hem
vast dat deze gang van zaken juridisch niet goed zit. Hetzelfde geval doet
zich voor met de secretaris van de adviescommissie. Als die in de verga-
dering van de vorderingscommissie aanwezig is, dan is volgens een kort-
geleden gewezen vonnis van de president van de rechtbank te Utrecht dd.
22 april 1966, de vordering nietig, wegens het enkele feit dat bij de beraad-
slaging van de commissie mede aanwezig was een ambtenaar van het ge-
meentelijk huisvestingsbureau. In de overwegingen staat „dat de aanwezig-
heid van de bedoelde ambtenaar, die werkt op het huisvestingsbureau
dat belast is met de verdeling van de woonruimte, en tot voorbereiding
van een vordering adviseert, in de daarna plaats gehad hebbende ver-
gadering van de vorderingscommissie, de zelfstandige beoordeling door
die commissie in feite in gevaar brengt en dat het in ieder geval in strijd
is met het doel van de instelling der commissie, die als onpartijge instantie
tot haar advies zal behoren te komen en daarbij elke beïnvloeding en zelfs
de schijn daarvan moet worden voorkomen." Naar sprekers idee is dit een
duidelijke aanwijzing dat deze weg niet verder moet worden opgegaan.
Spreker zou daarom burgemeester en wethouders willen vragen nu de
consequentie te trekken van hun eerste stap om een lid van de vorderings-