238
29 september 1966
b.v. 5 juli, het toeh zeer normaal is dat hij bij de stukken voor de eerst-
volgende vergadering' ter inzage ligt. Dat lijkt spreker vanzelfsprekend.
En als burgemeester en wethouders er dan ook nog bij willen zeggen wat
zij er intussen mee gedaan hebben, dan kan de raad daar alleen maar
blij mee zijn.
De voorzitter: „Uiteraard."
Mevr. Vriesendorp zegt dat er toch wel degelijk voor herstel van ver-
zakkingen, ontstaan tengevolge van de grondbemaling door de gemeente,
is betaald. Het huis op de hoek van de Pieter de Hooghstraat is n.l. zû
gaan verzakken dat het gestut moest worden, hetgeen naar spreekster
meent op gemeentekosten is gedaan. Daarvoor is dan een pluim op zijn
plaats.
Wethouder Van Wijk: „Ik geloof dat de aannemer dat gedaan heeft.
Bij het bestek is n.l. bepaald dat de aannemer aansprakelijk is voor alle
schade tengevolge van het werk aan particuüere eigendommen toege-
bracht."
Mevr. Vriesendorp: „Nou dan gaan we na of dat ook niet in de andere
zaken het geval is."
De voorzitter: „U moet zich wel realiseren dat het ongelooflijk moeilijk
vast te stellen is of de narigheid te wijten is aan het leggen van het
hoofdriool of aan een normale verzakking die op een zeker ogenblik leidt
tot een breuk in de riolering."
Mevr. Vriesendorp: „Door het malen zijn plotseling al de gebreken aan
de riolering van de huizen te voorschijn gekomen. Ik geef toe dat het
later ook wel gebeurd zou zijn."
Wethouder Van Wijk: „Ik geloof ook wel dat er allerlei factoren zijn
geweest die hebben samengewerkt."
De heer Scheer attendeert er op dat mevr. Vriesendorp heeft gezegd,
dat uit de rioolkolken stank optreedt wanneer het een beetje droog îs.
Dat heeft natuurlijk met de huizen niets te maken.
De voorzitter: ,,Elke rioolkolk stinkt."
De heer Scheer zegt dat iedere rioolkolk behoorlijk afgesloten moet zijn
en dat daaruit geen stank mag optreden. Dat is een uitgemaakte zaak.
Spreker is benieuwd wat burgemeester en wethouders als slot van deze
affaire aan de raad gaan te kennen geven.
De voorzitter: „Het college zal zich beraden over het raadplegen van
een deskundige."
De heer Sclieer: „Ja dat heeft de wethouder in eerste aanleg gezegd,
maar daar is hij later niet meer opteruggekomen."
De voorzitter: „Hiervan akte meneer Scheer. De wethouder treedt op
als de woordvoerder van het college. Als nestor moet u dat weten.
De heer Soheer: „Als nestor wil ik dan graag absolute zekerheid heb-
ben. Ik dank u voor de toezegging."
in. NOTA INZAKE VERORDENING BENZINEPOMPEN
Het voorstel van burgemeester en wethouders is opgenomen in de ge-
drukte stukken onder volgno.
116. Nota inzake verordening benzinepompen.
Mevr. Gaasterland dankt burgemeester en wethouders voor hun reactie
op het verzoek een onderzoek in te stellen naar de wenselijkheid om de
verordening op de benzinepompen aan te vullen of te wijzigen met een