15 december 1966
321
zal mij daarom slechts beperken tot enkele hoofdpunten waarover de heren
geleerden het samen wel eens zijn en dan nog maar in zoverre als een en
ander in verband kan staan met de taak waarvoor ik mij nu gesteld zie,
nl. de begroting voor het jaar 1967 van onze gemeente, in algemene zin
en in grote lijnen, op de korrel te nemen.
Wanneer ik dit dan doe blijkt, dat door deze gehele begroting als een
rode draad loopt de moeilijke positie op de kapitaalmarkt waardoor de
rentevoet tot ongekende hoogte is gestegen.
De kapitaalsmoeilijkheden hadden een dermate remmende werking op de
voorziening van de gemeenten met vaste financieringsmiddelen dat de re-
gering gedwongen is geweest een centrale financiering in te stellen waar-
door de gemeenten uitsluitend via de Bank voor Nederlandsche Gemeenten
kapitaal konden verkrijgen. Evenwel is ook door deze maatregel niet het
beoogde doel bereikt, zodat nader is bepaald dat de nog wel, zij het zeer
schaars, te verstrekken leningen, in de eerste plaats moeten dienen voor de
financiering van onderhanden zijnde werken en vrijwel niet voor nieuwe
investeringen, waardoor onze vlottende schuld momenteel ca. 4 miljoen
bedraagt.
De huidige economische situatie geeft nog niet veel hoop dat op korte
termijn een kentering ten goede zal komen. Het tekort op de betalings-
balans is in korte tijd met sprongen omhoog gegaan, het aanvankelijk ge-
raamde tekort van 300 miljoen zal aan het einde van dit jaar zeer belang-
rijk zijn opgelopen.
Ook Prof. Zijlstra gaf enkele weken geleden als zijn mening te kennen
dat er in de Nederlandse economie enige aspecten zijn die men zorgelijk
moet noemen, maar dat er geen reden is voor een paniekstemming. Voor-
komen moet worden, aldus Prof. Zijlstra, dat er een toestand ontstaat als
in Engeland, waar je niets aan de betalingsbalans kunt doen zonder de
werkgelegenheid slechter te maken en niets aan de werkgelegenheid zonder
het tekort op de betalingsbalans te vergroten.
Omtrent de economische vooruitzichten voor het jaar 1967 en verder,
hoort men dan weer optimistische geluiden en even later weer minder goede.
Zo voorspelde het Centraal Planbureau korte tijd geleden een goede toe-
komst tot het jaar 1970, terwijl hetzelfde Planbureau enige tijd later als
prognose voor 1967 als mening gaf dat de exportstijging enkele percenten
lager zal liggen dan de aanvankelijk geraamde 10 percent, terwijl het eerst
verwachte overschot op de betalingsbalans voor 1967 veel kleiner zal zijn,
ja wellicht zelfs een tekort zal gaan vertonen.
Wanneer men hieraan geloof zal mogen hechten is het niet te verwachten
dat op korte termijn er voor de gemeenten veel ruimere armslag zal kun-
nen komen.
Nochtans spreken burgemeester en wethouders in de nota van aanbieding
de hoop uit, dat de kapitaalmiddelen de gemeente in het komende jaar in
zo ruime mate zullen toevloeien, dat niet alleen het voor het jaar 1967
opgezette investeringsprogramma kan worden uitgevoerd, doch ook nog
andere nuttige voorzieningen kunnen worden getroffen. Dit vertrouwen put-
ten burgemeester en wethouders uit de troonrede van dit jaar. Inmiddels
heeft echter een kabinetscrisis en een nieuwe formatie plaats gevonden en
het zal de vraag zijn of het bovenvermelde vertrouwen hierdoor niet wordt
aangetast.
Veel zal er waarschijnlijk vanaf hangen of in de komende tijd de rege-
ringsvoorstellen zullen worden aangenomen. Immers, gaf de S.E.R. niet in
zijn rapport van 1 december jl. als zijn mening te kennen dat de verlaging
van de loon- en inkomstenbelasting moet worden uitgesteld tot 1 juli 1967
X)it levert een bedrag van 350 miijoen op. De S.E.R. adviseert de regering
dit geld te gebruiken voor financiële hulp voor investeringen van de ge-
meenten, voor extra bouwvolume voor onder meer gesubsidieerde woning-
bouw en voor stimulering van industriële en andere werkgelegenheid in die