438
16 decemebr 1966
îdee direct bij het college instemming vindt. Spreekster vindt dat een bij-
zonder prettige ervaring. Spreekster wil nog even vertellen hoe zij op dat
idee kwam. Het is eigenlijk geboren uit het kijken naar de televisie. Zij
heeft n.l. ervaren, dat, als een verslaggever plotseling de microfoon onder
de neus van iemand uit het publiek duwde en een of andere reactie wilde
hebben op een actuele gebeurtenis of een bepaalde kwestie, er dan over
het algemeen antwoorden komen die eenvoudig elke beschrijving tarten.
Spreekster moet eerlijk bekennen dat speciaal de vrouwen in onbenullige
antwoorden uitmunten. Zij hoopt dat zij hierin tegengesproken wordt.
Spreekster kwam toen op het idee dat het mogelijk moest zijn om de kin-
deren op te voeden in wat vroeger de maatschappelijke deugden werden
genoemd. Zij hoopt dat de aanpak, zoals die in het voorstel staat, er inder-
daad toe zal leiden dat de verwachtingen die zij hiervan heeft in vervulling
gaan. Dat zal voor een heel groot deel afhangen van een juiste keuze van
personen. Spreekster heeft daarbij niet alleen figuren uit het openbare
leven op het oog. Zij denkt ook aan alle mogelijke mensen in functies waar-
mee iedere burger vroeger of later te maken krijgt, zoals rechters, advoca-
ten, officieren van justitie dat gebeurt natuurlijk niet iedereen nota-
rissen, maatschappelijke werkers en dergelijke mensen, waarvan zij dan
hoopt dat zij op een eenvoudige manier die de kinderen aanspreekt, over hun
werk kunnen vertellen.
Wethouder Corver is het met alle punten die mevr. Cohen heeft aange-
roerd, eens. Zij heeft gezegd dat het niet zo vaak gebeurt dat het college
op een meuw idee volmbndig ja zegt. Het gebeurt echter ook niet zo vaak
dat mevr. Cohen met een punt komt waar burgemeester en wethouders vol-
mondig ja op kunnen zeggen. Burgemeester en wethouders hebben met
genoegen op dit punt ja gezegd en spreker hoopt dat de mensen gevonden
kunnen worden die voor dit werk geschikt zijn, want het is natuurlijk een
heel bijzondere opgave om jonge mensen boeiend iets te vertellen van je
eigen beroep. Maar we hebben in onze gemeente en misschien ook van
buiten de gemeente nogal een rijke schakering van maatschappelijke
lieden die daar ongetwijfeld voor in aanmerking komen. Burgemeester en
wethouders zullen er zeker aandacht aan besteden.
Hoofdstuk IV. Sociale Zorg en Maatschappelijk Werk.
PUNT 75
Mevr. Cohen zegt dat het antwoord op deze vraag noopt tot een duidelijke
uiteenzetting waarom zij het standpunt inneemt, dat het ondanks een
goed intergemeentelijk contact en het feit dat Haarlem een goede advies-
commissie heeft, bijzonder wenselijk is dat iedere gemeente, zo enigszins
mogelijk, een eigen adviescommissie voor de bijstandswet benoemt. Burge-
meester en wethouders schrijven over het profijt dat getrokken wordt van
de deskundigheid der in grote gemeenten ingesfelde commissies. Daarbij
zien zij echter over het hoofd, dat er altijd een wisselwerking bestaat tussen
de mbreng en de ervaringen van de burgeres uit allerlei kringen die de
commissie moeten vormen en de uitvoerders van de bijstandswet Want juist
OP deze wet is er nog velerlei kritiek. De heer Enschedé heeft daar al eens
îets van gezegd en die kritiek is er nog steeds. Als spreekster het een
beetje scherp mag stellen: die kritiek is enerzijds dat de uitvoering van de
bijstandswet aanleiding geeft tot het smijten met geld endatheetdanaltijdde
zuurverdiende belastingcenten, en anderzijds dat de bijstandswet een aantal
luierende ambtenaren in leven houdt. Dat is de ene soort kritiek en de
andere soort kritiek van juist weer andere kringen is, dat er niets ver-
anderd is sinds de bijstandswet er is; de gang naar sociale zaken is nog even
vernederend, de behandeling is precies dezelfde en men is er niet beter
van geworden. Dat zijn zo de twee uiterste meningen die men over deze