17
4e afd.
23 februari 1967
VOORSCHRIFTEN, DEEL UITMAKENDE VAN HET
BESTEMMINGSPLAN VOOR „DE HARTEKAMP"
A. ALGEMENE BEPALINGEN.
Artikel 1.
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1. het plan: het bestemmingsplan, vervat in de sub 2 bedoelde kaart en in
deze voorschriften;
2. de kaart: de bij het besluit tot vaststelling van het plan behorende teke-
ning no. 4.54G.6;
3. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke
of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is be-
grensd, zulks met uitzondering van zolder en vliering;
4. plangebied: het geheel van gronden, water daaronder begrepen, dat
door de grens van het plan wordt omsloten.
Artikel 2.
Indien in deze voorschriften wordt gesproken van goothoogten, dan wor-
den deze gemeten van de bovenkant van het aanliggende afgewerkte ter-
rein tot de bovenkant van de goot of indien een platte afdekking wordt
toegepast tot de bovenkant van het boeibord van het platte dak. Het
afgewerkte terrein wordt, bij voor bewoning bestemde gebouwen geacht te
liggen 20 cm beneden de bovenkant van de onderdorpel van de hoofdtoe-
gangsdeur van het gebouw, tenzij burgemeester en wethouders anders be-
palen.
Artikel 3.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor zover zulks stedebouw-
kundig aanvaardbaar moet worden geacht, al dan niet onder door hen te
stellen voorwaarden, vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het
plan voor:
a. het oprichten van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten
behoeve van openbare nutsbedrijven of van andere naar bestemming
daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, zoals transformatorhuisjes, scha-
kelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, wachthuisjes voor ver-
keersdiensten e.d., zulks met uitzondering van benzine-laadstations;
b. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een esthetisch of tech-
nisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of welke noodzake-
lijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
Artikel 4.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders bin-
nen het plangebied:
a. afgravingen te verrichten anders dan om het terrein geschikt te maken
voor de verwezenlijking van het plan;
b. gronden op te spuiten of op te hogen voor een ander doel dan in sub a
is genoemd.
B. BESTEMMIN GEN.
Artikel 5.
Binnen het plangebied mag uitsluitend worden gebouwd op grond, welke
blijkens de kaart voor gebruik als bouwgrond is bestemd of waarop krach-
tens deze voorschriften bebouwing is of kan worden toegestaan.