23 februari 1967
29
De heer Rutgers zegt dat een belangrijk deel van de raad een draai van
180° blijkt te hebben gemaakt. Hij vraagt zich af waaraan dat ligt. Ligt
het aan het feit dat mevr. Cohen en spreker in de begrotingsraad zo over-
tuigend hebben gesproken of ligt het aan het feit dat het request van de
sigarenwinkeliers zo dwingend is? Spreker is het helemaal met mevr.
Cohen eens. Hij wil nog verder op de zaak ingaan. Spreker meent dat men
het er over eens kan zijn, dat artikel 152 van de A.P.V., waar het hier om
gaat, geschreven is in het belang van de openbare zeden en de volksge-
zondheid. De heer Bomans heeft er terecht op gewezen, dat boven afdeling
3, waarin artikel 152 voorkomt, staat: ,,Maatregelen tegen het roken door
kinderen". Het geheel staat in hoofdstuk V iuidende: ,,Openbare zedelijk-
heid". Het gaat er om of, in verband met het roken door kinderen, het
verbod van sigarettenautomaten moet worden gehandhaafd. De meerder-
heid van de raad heeft wel begrepen dat dat niet nodig is. Spreker wijst er
hierbij op, dat het gaat over kinderen beneden 14 jaar en niet over minder-
jarige kinderen. Spreker dacht dat de ouders en het onderwijzend perso-
neel de kinderen van beneden 14 jaar wel van het roken konden afhouden,
maar bovendien zal het roken door kinderen niet minder zijn als in Heem-
stede geen automaten worden toegelaten. Als kinderen beneden 14 jaar
willen roken, komen zij toch wel aan rookgerei en ze kunnen hun rookgerei
ook halen uit de automaten in de omliggende gemeenten. Als men aan de
sigarenhandel de vraag zou voorleggen en spreker heeft het in één geval
gedaan, of men het in verband met het roken door kinderen beneden 14
jaar nodig vindt dat sigarettenautomaten verboden blijven, dan zou men
naar sprekers volle overtuiging en in dat ene geval is dat ook gebeurd
1zeggen: „Nee, bepaald niet". Dââr gaat het om. Nu hebben 18 sigaret-
tenwinkeliers op grond van heel andere doeleinden, gevraagd om handha-
ving van het verbod. De heer Van Berckel heeft gezegd dat hij, hoewel hij
het eigenlijk niet de taak van de raad vindt, op economische motieven
tegen het voorstel zal stemmen. Daar komen zijn woorden op neer. Spreker
heeft daar wel erg veel bezwaar tegen, want op verzoek van 18 alleraar-
digste en bijzonder waardevolle mensen zou de raad iets gaan doen wat
niet op zijn terrein ligt. De raad mag die bepaling niet ten gunste van de
sigarenhandel hanteren, want het artikel is geschreven om het roken van
kinderen tegen te gaan. Omgekeerd heeft men vaak bezwaar tegen ver-
ordeningen die op grond van het algemeen belang moeten worden ge-
maakt en gehandhaafd. Iedere vergeiijking gaat mank, maar wanneer een
enquête onder de bewoners van de Bachlaan zou worden gehouden over de
vraag of de Bachlaan al of niet moeten worden afgesloten, dan zal onge-
twijfeld een grote meerderheid vragen dat niet te doen. Maar het gaat niet
om hun belang. Het gaat om een in het algemeen belang te treffen ver-
keersmaatregel. Zo moet men de zaak van de sigarettenautomaten ook
zien. Het gaat om de vraag of de raad het bewuste artikel moet hand-
haven op grond van het algemeen belang in dit geval de volksgezondheid.
Spreker meent zelfs zover te mogen gaan dat de raad deze bepaling op
een andere grond niet mäg handhaven. De raad heeft geen taak ten aan-
zien van de geleide concurrentiepositie van de winkeliers; de gemeente is
alleen uitvoerder van de winkelsluitingswet en dergelijke. Wat de heer Bo-
mans wil kan ook niet. Die wil eigenlijk het artikel uit het hoofdstuk halen
en een algemeen artikel maken om de winkeliers te beschermen. Dat kan
niet en dat mag de raad ook niet doen. Artikel 168 van de gemeentewet
luidt:
„Aan hem (de raad) behoort het maken van de verordeningen, die in het
belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid worden vereist en van
andere, betreffende de huishouding der gemeente." Daar valt naar sprekers
mening het bedoelde artikel niet onder en zo is het ook niet geschreven. Bij
handhaving van het artikel handelt men onrechtvaardig, in de eerste