Constructie van boi'.wwerken
Paragraaf 10: Ventilatiekanalen
ARTIKEL225 Verloop en doorsnede
1 Ventilatiekanalen, die geen deel uitmaken van gecombineerde ventilatie-
kanalen, moeten zoveel mogelijk een verticaal verloop hebben. Indien ver-
slepingen noodzakelijk zijn mogen deze niet meer dan 30° van de verticaal af-
wijken. In ventilatiekanalen mogen geen sterke knikken of korte bochten voor-
komen.
2 Ventilatiekanalen, die geen deel uitmaken van gecombineerde ventilatie-
kanalen, moeten over de gehele lengte zoveel mogelijk een zelfde doorsnede
hebben. Plotselinge vernauwingen of verwijdingen mogen er niet in voorkomen.
De doorsnede moet ten minste bedragen:
2,5 dm2 bij niet gladde uitvoering van de wanden;
1,5 dm2 bij gladde uitvoering van de wanden en niet ronde vorm van de door-
snede;
1,2 dm2 bij gladde uitvoering van de wanden en ronde vorm van de doorsnede.
3 Hoofdkanalen en nevenkanalen van gecombineerde ventilatiekanalen moeten
een verticaal verloop hebben.
Niet van toepassing is dit voorschrift op het gedeelte van het hoofdkanaal
boven de uitmonding van het bovenste nevenkanaal, mits de versleping geen
grotere afwijking dan 30° van de verticaal heeft.
4 In hoofd- en nevenkanalen van gecombineerde ventilatiekanalen mogen geen
sterke knikken, korte bochten of plotselinge vernauwingen of verwijdingen
voorkomen.
De uitmonding van een nevenkanaal in het hoofdkanaal moet een vloeiend
verloop hebben.
5 Het hoofdkanaal van gecombineerde ventilatiekanalen moet direct boven de
uitmonding van een nevenkanaal een doorsnede hebben van ten minste
n x dm2 met een minimum van 2,5 dm2. Hierin is n het aantal nevenkanalen,
dat beneden de beschouwde doorsnede in het hoofdkanaal uitmondt. Het
hoofdkanaal mag nergens nauwer zijn dan een nevenkanaal. De doorsnede van
het deel van het hoofdkanaal waarin zich een ventilatie-opening bevindt, mag
niet meer dan 2,5 dm2 bedragen.
129