6 De doorsnede van een nevenkanaal van gecombineerde ventilatiekanalen moet ten minste 1 dm2 en mag ten hoogste 2,5 dm2 bedragen. 7 Verloop en doorsnede van het hoofdkanaal en de daarop aangesioten neven- kanalen van gecombineerde ventilatiekanalen moeten zodanig zijn, dat een bolvormig voorwerp met een middellijn van 8 cm door elk der kanalen in zljn geheel kan worden bewogen. 8 Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in de leden 1 en 3 voor wat betreft verslepingen, die meer dan 30° van de verticaal afwijken en voor een horizontaal kanaal. 3 ARTIKEL 226 Plaats en hoogte van uitmonding 1 Ventilatiekanalen moeten reiken tot ten minste 50 cm boven het hoogst ge- legen snijpunt van het kanaal met het dak. 2 Ventilatiekanalen moeten ten minste 50 cm hoger uitmonden dan in de nabij- 1 heid aanwezige ontluchtingsbuizen van riolen, putten of vuilstortkokers. 2 3 Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de plaats en de hoog- te van de uitmonding van ventilatiekanalen van gebouwen, indien de situatie 3 of de vorm van het gebouw daartoe aanleiding geeft. 4 Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 voor horizontale ventilatiekanalen. ARTIKEL 227 Inrichting 4 1 Ventilatiekanalen, die geen deel uitmaken van gecombineerde ventilatie- kanalen, mogen slechts dienen voor één ruimte. 2 Gecombineerde ventilatiekanalen moeten aan de volgende eisen voldoen: a. de kanalen moeten bestaan uit een hoofdkanaal en een of meer daarin uitmondende nevenkanalen; b. elk nevenkanaal mag slechts dienen voor één ruimte; c. indien in het hoofdkanaal een ventilatie-opening voorkomt, moet deze gelegen zijn beneden de laagste uitmonding van een nevenkanaal in het hoofd- kanaal en mag deze opening slechts dienen voor één ruimte; i d. de verticale afstand tussen uitmondingen van nevenkanalen in het hoofd- kanaal moet ten minste 50 cm zijn; 130

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 140