2 Horizontale en flauwhellende delen van kanalen van luchtbehandelingsinstal- laties moeten zodanig zijn ingericht, dat ze kunnen worden gereinigd. 3 Uitmondingen van kanalen van luchtbehandelingsinstallaties moeten voorzien zijn van muisdichte roosters. 4 Nadere eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van: a. de doorgang van kanalen van luchtbehandelingsinstallaties door wanden of vloeren, waaraan eisen van brandwerendheid zijn gesteld; b. de inrichting van kanalen van luchtbehandelingsinstallaties in tot bewoning bestemde gebouwen, niet zijnde eengezinshuizen, inzake geluidisolatie. ARTIKEL 230 Samenstelling 1 Kanalen van luchtbehandelingsinstallaties moeten dichte wanden hebben van onbrandbaar materiaal, dat voldoende bestand is tegen een temperatuur van 50° C. 2 Nadere eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van de brandwerendheid van wanden van kanalen van luchtbehandelingsinstallaties. Paragraaf 12: Vuilstortkokers ARTIKEL 231 Verloop en doorsnede 1 Vuilstortkokers moeten een verticaal verloop hebben. 2 Vuilstortkokers moeten een cirkelvormige doorsnede hebben van ten minste 40 cm middellijn, zonder vernauwingen van boven naar beneden. 3 Vuilstortkokers mogen niet zijn opgenomen in of grenzen aan wanden vae kamers. 4 Vrijsteiling kan worden verleend van het bepaalde in lid 3 indien voldoende maatregelen tegen geluidhinder zijn genomen. ARTIKEL 232 Stortopeningen en opvangruimte 1 Stortopeningen van vuilstortkokers moeten zodanig zijn ingericht, dat bij het inwerpen van vuil geen terugslag van vuil of stof kan plaats vinden en zodanig afsluitbaar zijn, dat geen stank of stof uit de stortopening kan ontwijken. 132

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 142