ARTIKEL 242 Ondersteuning, bescherming en bereikbaarheid van afvoerleidingen
1 Afvoerleidingen moeten:
a. op doeltreffende wijze zijn ondersteund of opgehangen;
b. waar nodig tegen beschadiging zijn beschermd;
c. voor zover het geen leidingen voor afvoer van hemelwater zijn, tegen vorsi
zijn beschermd;
d. goed bereikbaar zijn.
2 Afvoerleidingen mogen, behalve voor doorvoeringen, niet geheel of gedeelte
lijk zijn aangebracht in muurwerk of kolommen.
3 Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, onder d, indier
extra deugdelijkheid van de afvoerleiding is gewaarborgd.
ARTIKEL 243 Verloop van en verbindingen in afvoerleidingen
1 Afvoerleidingen mogen in de richting van de afvoer geen vernauwingen hebber
2 Onderdelen van afvoerleidingen moeten op doeltreffende wijze waterdicht ei
voor zover binnen een gebouw gelegen luchtdicht in elkaar zijn gewerkt
3 Verandering van richting en onderlinge aansluiting van afvoerleidingen moeter
binnen een gebouw geschieden door passende hulpstukken en buiten eer
gebouw door passende hulpstukken of putten; aansluitingen in haakse richtinc
of korte bochten (kniestukken) mogen niet in de leiding zijn opgenomen, tenzi
het vermijden ervan op ernstige bezwaren stuit.
ARTIKEL 244 Standleidingen van huishoud- en bedrijfswater en drekstoffen
1 Standleidingen van huishoud- en bedrijfswater en drekstoffen moeten was
mogelijk binnen een gebouw zijn aangebracht.
2 Standleidingen van huishoud- en bedrijfswater en drekstoffen mogen nie
mede dienen voor de afvoer van hemelwater.
ARTIKEL 245 Stardleidingen van hemelwater
1 Standleidingen voor hemelwater moeten buiten het gebouw zijn aangebracl
en rechtstreeks door middel van een bochtstuk in verbinding staan met di
grondleiding.