1 Bljzondere bepalingen Paragraaf 1: Bijzondere brandveiligheidseisen ARTIKEL 254 Nadere eisen m.b.t. de brandveiligheid van gebouwen 1 Nadere eisen kunnen worden gesteld aan gebouwen ter voorkoming, beper- king en bestrijding van brand ten aanzien van: a. de constructie, inrichting en plaats van verwarmingsinstallaties; b. het aanbrengen van een brandmeldingsinstallatie en het verbinden daarvan met de plaatselijke brandmeldingscentrale; c. de onderverdeling van het gebouw door brandwerende wanden en brand- werende deuren; d. het aanbrengen van een doeltreffende waterleidinginstallatie en het aan- sluiten daarvan aan het distributienet van de waterleiding; e. het aanbrengen van brandblusmiddelen; f. het maken van brandputten en bluswaterbassins; g. de toegankelijkheid van het dak in verband met de brandbestrijding; h. de bereikbaarheid van het gebouw met brandweervoertuigen. 2 Nadere eisen kunnen worden gesteld aan gebouwen met betrekking tot de ontkoming bij brand ten aanzien van: a. de aanwezigheid, de plaats en de inrichting van vluchtwegen, noodtrappen daaronder begrepen; b. de aanwezigheid van open ruimte buiten het gebouw en de uitgang daarvan naar de weg; c. de aanwezigheid van noodverlichting en de inrichting daarvan; d. de aanwezigheid van een brandalarminstallatie en de inrichting daarvan; e. de aanduiding van vluchtwegen bij brand; f. maatregelen ter voorkoming van rookverspreiding. 3 Bij het krachtens de leden 1 en 2 van dit artikel stellen van nadere eisen worden de bepalingen en aanbevelingen, voorkomende in de onderscheidene richtlijnen voor de brandbeveiliging van gebouwen, uitgegeven door het Ne- derlands Normalisatie-instituut en in NEN 3028, uitgave 1957 (Veiligheidseisen voor Centrale Verwarmingsinstallaties) als richtlijnen aangehouden. 173

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 184