176
v.\.
Paragraaf 2: Diverse bijzondere eisen
ARTIKEL 258 Parkeer- en stallinggelegenheid in of bij gebouwen
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw, in verband met de
daarvoor te verwachten behoefte aan ruimte, bestemd voor het parkeren of
stallen van motorvoertuigen en rijwielen al dan niet met hulpmotor, dan wel,
in verband met de daarvoor te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden
of lossen van goederen, daartoe aanleiding geeft, moet in deze behoefte in,
op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende onbe-
bouwd blijvende terrein in voldoende mate zijn voorzien.
Nadere eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van de aard en de capaci-
teit, alsmede de plaats en de inrichting van de parkeer- of de stallinggelegen-
heid of de gelegenheid voor het laden of lossen.
Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1
a. indien het voldoen aan de bepaling door bijzondere omstandigheden op
overwegende bezwaren stuit;
b. indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte of los- of
laadruimte wordt voorzien.
ARTIKEL 259 Voorzieningen voor het veilig wassen van ramen
Ramen en doorzichtige afdekkingen van ruimten van gebouwen moeten veilig
bereikbaar zijn voor reiniging aan de binnen- en buitenzijde, indien de bestem-
ming van die ruimten een goed uitzicht, dan wel een goede inval van daglicht
vereisen.
Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot voorzieningen voor het
reinigen aan de binnen- en aan de buitenzijde van ramen, die geheel of ge-
deeltelijk hoger liggen dan 12,5 m boven het terrein of de vloer onder die
ramen of die zich bevinden in een wand, welke grenst aan een water.
ARTIKEL 260 Descherming tegen het doorvallen door glas in afscheidingen
Glas in een verticale afscheiding ter plaatse van een niveauverschil van meer
dan 50 cm moet tot een hoogte van 85 cm boven het hoogste niveau doel-
treffend beveiligd zijn tegen doorvallen.
L