2 De in lid 1 bedoelde weg moet, voor zover daarin niet is voorzien in voor-
schriften als bedoeld in het eerste lid, onder d:
a. zijn verhard op een wijze, die in overeenstemming is met de eisen van het
te verwachten verkeer en zijn voorzien van de nodige kunstwerken;
b. op doeltreffende wijze kunnen afwateren;
c. zijn voorzien van een doeltreffende kunstverlichting;
d. zijn voorzien van een op het gemeentelijk rioolnet aangesloten riool, van
een distributieleiding van het waterleidingbedrijf en van de nodige brand-
kranen.
3 Niet van toepassing is het bepaalde in de leden 1 en 2, voor zover op grond
van een ingevolge artikel 37, lid 4, verleende vrijstelling mag worden gebouwd
aan een weg die niet of niet geheel voldoet aan het bepaalde in de leder
1 en 2 van dit artikel.
190