Bestaande bouwwerken enz. Paragraaf 1: Algemene eisen voor bestaande, niet In uitvoerlng zijnde bouwwerken ARTIKEL 307 Toestand van een bouwwerk Een bouwwerk mag zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid of nadeel voor de gezondheid dan wel schade of hinder voor de gebruikers of anderen of, voor wat tot bewoning bestemde gebouwen betreft, nadeel voor de bruikbaarheid van het gebouw ten gevolge van: a. onvoldoende onderhoud, b. onvoldoende hechtheid, c. ondeugdelijke materialen, d. onvoldoende samenstelling, e. brandbaarheid of onvoldoende brandwerendheid, f. onvoldoende vluchtgelegenheid bij brand, g. onvoldoende installatie voor kunstverlichting, h. aantasting door insecten, j. vochtigheid, k. doordringen van water of gassen, I. onvoldoende of gebrekkige afvoergelegenheid voor rook- en verbrandings- gassen, m. verontreiniging of stank, n. onvoldoende staat van de bodem onder het bouwwerk, o. onvoldoende gelegenheid tot toetreding van daglicht, p. onvoldoende ventilatiegelegenheid, q. besmetting met ongedierte, waaronder ratten en muizen, r. onvoldoende wering van ratten en muizen, s. onvoldoende inrichting, t. gebrekkige of onvoldoende indeling. Niet van toepassing is de voorgaande bepaling ten aanzien van schade of hinder voor de gebruikers van niet tot bewoning bestemde gebouwen. ARTIKEL 308 Aanbrengen van een bodemafsluiting Als nadere eis kan, ter voorkoming van vochtigheid of stank, worden gesteld, dat hetzij een gebouw wordt voorzien van een bodemafsluiting, hetzij onder het gebouw een aanvulling met zuiver zand wordt aangebracht. 203

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 214