van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, is bekend gemaakt, een ontwerp voor
een bestemmingsplan of voor een herziening daarvan ter inzage is gelegd,
dan wel een bestemmingsplan of een herziening daarvan is vastgesteld, of
b. bouwvergunning wordt gevraagd met betrekking tot een bouwwerk, dat
behoort tot een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumen-
tenwet, indien voor dat stads- of dorpsgezicht nog geen ter bescherming daar-
van strekkend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 37, lid 5, van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening geldt.
Een besluit tot aanhouding der beslissing is met redenen omkleed. Burge-
meester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van hun
besluit aan de aanvrager der bouwvergunning, benevens in het geval, bedoeld
in lid 1, onder b van dit artikel, aan de Minister van Onderwijs en Weten-
schappen.
De aanhouding duurt totdat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21,
lid 4, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen, de termijn, bedoeld
in artikel 25, lid 1, van die wet, is overschreden, omtrent goedkeuring van het
bestemmingsplan of van de herziening daarvan onherroepelijk is beslist, dan
wel zich een der omstandigheden heeft voorgedaan, bedoeld in artikel 50,
lid 10, der Woningwet.
De beslissing omtrent de goedkeuring, bedoeld in lid 3, wordt geacht nog niet
onherroepelijk te zijn in zover nog niet is voldaan aan een verplichting, als
bedoeld in artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of omtrent goed-
keuring van een ingevolge artikel 30 of artikel 40 van die wet vastgesteld plan
nog niet onherroepelijk is beslist. De aanhouding eindigt echter, indien binnen
één jaar na het verlopen van de termijn, bedoeld in artikel 30 van voornoemde
wet, geen ontwerp voor een bestemmingsplan of voor een herziening daarvan
ter inzage is gelegd.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder a, kunnen burgemeester
en wethouders de vergunning verlenen, indien het bouwplan niet strijdt met
het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan of met de in voorbereiding
zijnde herziening daarvan en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring
is ontvangen, dat zij, de inspecteur van de ruimtelijke ordening gehoord, tegen
het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.
Tegen een besluit tot aanhouding van de beslissing kan de aanvrager binnen
één maand na de dag, waarop het afschrift van het besluit is verzonden,