Inlelding
Hoewel het Besluit Uniforme Bouwvoorschriften in artikel 17 bepaalt, dat in
bouwverordeningen voorkomende eisen, die lager zijn dan die van het beslult,
van kracht blijven en dus uniformiteit ten aanzien van die eisen niet volstrekt
gewaarborgd is, kan worden vastgesteld, dat de afwijkingen van hetgeen in
het Besluit Uniforme Bouwvoorschriften is bepaald tot nu toe van zo weinig
betekenis zijn, dat ze buiten beschouwing kunnen blijven.
Het Besluit Uniforme Bouwvoorschriften is ingevolge artikel 26 van de
Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting gehandhaafd. De
voorschriften van het besluit blijven van kracht voor zover zij omtrent het
bouwen van gebouwen bepalingen bevatten als bedoeld in artikel 3, lld 6,
van de Woningwet.
Artikel 3, leden 4 t.m. 7 van de Woningwet
Ingevolge artikel 3, lid 6, van de Woningwet kunnen bij algemene maatregel
van bestuur ter bevordering van eenheid in de bouwverordeningen regelen
worden gegeven omtrent de inhoud van voorschriften welke betrekking hebben
op de voigende onderwerpen:
a. wat het bouwen van gebouwen betreft:
1. de hechtheid, in het bijzonder van funderingen, muren, vloeren, trappen,
zolderingen en daken;
2. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van
brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand;
3. de afvoer van water en vuil;
4. het weren van ratten en muizen;
b. wat het bouwen van tot bewoning bestemde gebouwen betreft, bovendien:
1. de ligging en de afmetingen van vertrekken, trappen, toegangen en
portalen;
2. het voorkomen van vochtigheid;
3. de schoorstenen;
4. de toetreding van licht en lucht;
5. de privaten;
6. bad-of doucheruimten;
11