Inleidende bepalingen ARTIKEL 1 Toelichting op het ontstaan Bij het opnemen der begrippen is er op gelet of het begrip wordt gebruikt in afwijking van het spraakgebruik. Verschillende herhaaldelijk in de veror- dening voorkomende begrippen zijn in dit artikel omschreven en niet in de afzonderlijke hoofdstukken. De begripsomschrijvingen die in de Woningwet voorkomen, zijn mede in dit artikel opgenomen; begrippen die slechts weinig in de verordening voorkomen zijn zoveel mogelijk in de desbetreffende artikelen omschreven (bijvoorbeeld vluchtweg bij brand, klimlijn). Het begrip ,,woning" is in deze verordening, evenmin als in de Woningwet, ge- definieerd. Juist in de gevallen waarin het twijfelachtig is of een ruimte die tot bewoning wordt gebezigd zonder daartoe bestemd te zijn wel als woning moet worden aangemerkt, falen de definities die voor het begrip woning zijn ont- worpen (bijvoorbeeld indien een gezin intrek heeft genomen in een bergplaats of een stal). In een niet gepubliceerde uitspraak van de Hoge Raad van 16 juni 1953, no. 55451, is wel overwogen dat onder ,,woningen in de zin van artikel 23 der (oude) Woningwet mede zijn te begrijpen ruimten, die feitelijk als zodanig in gebruik zijn, ongeacht of zij bij de oorspronkelijke bouw zijn bestemd om afzonderlijk tot huisvesting te worden gebezigd en of dat gebruik door een vereiste schriftelijke vergunning van overheidswege wordt gedekt Er is geen aanleiding te veronderstellen dat het begrip ,,woning in de nieuwe Woningwet anders moet worden opgevat dan onder de oude Woning- wet. De Woningwet spreekt zowel van ,,woning" als van ,,tot bewoning be- stemd (gedeelte van een) gebouw" en van ,,woonverblijf Hoewel een ,,tot bewoning bestemd gebouw" meer dan één woning kan bevatten, zijn er overigens geen aanwijzingen dat met het ene woord iets anders is bedoeld dan met het andere. Met betrekking tot het begrip „bouwtoezicht" zij opgemerkt, dat de Regering in de Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer naar aanleiding van in het Voorlopig Verslag gemaakte opmerkingen bij artikel 85 van de Woning- wet (toen art. 84) antwoordde, dat lid 1 van het artikel niets meer doet dan bepalen, dat er in elke gemeente ambtenaren moeten zijn, die de in dat lid aangegeven taak moeten uitvoeren en dat de gemeenteraad bevoegd is, behoudens de bevoegdheden van hoger gezag, de ambtelijke dienst (in de wet ,,bouw- en woningtoezicht" genoemd) naar eigen inzicht te organiseren. 25

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 340