Het bouwwerk en zijn omgeving Paragraaf 1: Invloed van een bouwwerk op zijn omgeving en van de omgeving op een bouwwerk ARTIKEL 32 Invloed van een bouwwerk op zijn omgeving Een bouwwerk mag niet zodanige afmetingen of een zodanige ligging ver- krijgen dat daardoor een bestaand deel van het bouwwerk of een ander be- staand bouwwerk niet meer aan de bepalingen van hoofdstuk 3 van deze verordening zou voldoen of een reeds bestaande afwijking daarvan zou worden vergroot. Bij het onderzoek in hoeverre het bestaande deel van het bouwwerk of een ander bestaand bouwwerk aan de bepalingen van hoofdstuk 3 blijft voldoen, wordt ten aanzien hiervan de mogelijkheid van vrijstelling niet in aanmerking genomen. ARTIKEL 33 Invloed van de omgeving op een bouwwerk Bij de beoordeling van een bouwaanvraag wordt aangenomen, dat alle om het bouwterrein liggende terreinen zijn bebouwd tot de hoogte en oppervlakte, die krachtens bestemmingsplan dan wel krachtens deze verordening zonder vrij- stelling ten hoogste mogelijk zijn. Een bestaand bouwwerk, dat een of beide van de vorenbedoelde maxima reeds overschrijdt, moet echter voor zijn wer- kelijke afmetingen in rekening worden gebracht. Terrein, dat voor het verlenen van een bouwvergunning in aanmerking moet worden genomen, mag niet nog eens bij de verlening van een bouwvergunning voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen. ARTIKEL 34 Weistandseisen voor bouwwerken Het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk moeten zodanig zijn, dat het bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Als nadere eis kan worden gesteld, dat met de uitvoering van bepaalde delen van een bouwwerk niet mag worden begonnen alvorens de op die delen betrekking hebbende detailtekeningen en materiaalmonsters zijn goedgekeurd. 25

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 35