3. voor gebouwen niet reeds vallende onder b, 1, welke naar hun aard en
bestemming toelaatbaar zijn anders dan op een terrein dat grenst aan een weg,
die voldoet aan het bepaalde in artikel 290, met dien verstande, dat wat tot
bewoning bestemde gebouwen betreft de vrijstelling alleen kan worden ver-
leend voor dienstwoningen;
c. van het bepaalde in lid 3, indien ligging en afmetingen van het gebouw
en het karakter van de omgeving zich daarvoor lenen en het gebouw onder
alle omstandigheden met het beschikbare brandweermaterieel bereikbaar is.
ARTIKEL38 Toegang van gebouwen
1 Indien de toegang van een gebouw niet grenst aan een weg, moet een ver-
binding aanwezig zijn van de weg met die toegang, welke verbinding geheel
gelegen is op het tot het gebouw behorende terrein en doeltreffend is met
betrekking tot de breedte in verband met de bestemming van het gebouw.
De verbinding moet voldoende zijn verhard en voldoende kunnen afwateren.
2 Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, indien vrijstelling
is verleend ingevolge artikel 37, lid 4, b, onder 1 of 3 en tevens ingevolge
artikel 37, lid 4, onder c.
Paragraaf 4: Rooilijnen
ARTIKEL 39 Ligging van de voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn is:
a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging
van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aan-
sluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een
zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting
van de weg geeft;
b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aan-
wezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
28