Inrichtlng van gebouwen
ARTIKEL 143
Toelichting op het ontstaan
In dit artikel is de minimaal vereiste omvang van de installatie voor gedis-
tribueerd gas aangegeven. Hierbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht aan
het bepaalde in de GAVO (Gasinstallatievoorschriften) 1963, NEN 1078.
Lid 2. In gemeenten, waar men in plaats van deze nadere eis een recht-
streekse verplichting voor het maken van aansluitgelegenheid voor een gas-
verwarmingstoestel bij de stookplaats(en) wil opnemen, moet lid 2 worden
geschrapt en moet lid 1 worden aangevuid.
ARTIKEL 144
Wenk voor de toepassing
Lid 1. Een installatie kan geacht worden doeltreffend en veilig te zijn, indien
zij voldoet aan de GAVO (Gasinstallatievoorschriften) 1963, NEN 1078. Het
toezicht op de naleving van deze installatievoorschriften geschiedt door het
energiebedrijf, dat ter plaatse gas levert.
Lid 2. Ingevolge artikel 381 moet de doorvoerbuis zodanig in het muurwerk
zijn opgesloten, dat eventueel lekgas uit buizen wordt belemmerd het gebouw
binnen te dringen. De doorvoerbuis moet daartoe waterdicht zijn aangewerkt,
terwijl de leiding waterdicht in de doorvoerbuis moet zijn opgesloten. (Zie
artikel 381). Omtrent plaats en afmetingen van de doorvoerbuis moet overleg
met het gasbedrijf worden gepleegd.
ARTIKEL 145
Wenk voor de toepassing
Lid 2. Een ventilatie-opening aan onder- en bovenzijde van de deur kan o.a.
worden verkregen door in een kozijn met een hoogte in de dag van 2,05 m
een standaarddeur met een hoogte van 2,015 m te plaatsen.
Lid 5, onder b. De mogelijkheid van vrijstelling is bedoeld voor gevallen,
waarin een centrale meterkast kan worden ingericht, bijvoorbeeld voor galerij-
woningen, voor duplexwoningen en voor woningen voor ongehuwden en be-
jaarden. Ook kan de vrijstelling worden verleend, indien men in meergezins-
huizen telkens twee meterkasten per verdieping naast elkaar in het trappe-
huis wil aanbrengen.
105