ARTIKEL 45 Ligging van de achtergevelrooilijn
1 De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zlch:
a. in een aan alie zijden bebouwd of te bouwen driehoekig, vierhoekig of regel-
matig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan
de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooi-
lijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 m.
Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan
worden beschreven, geldt de grootste.
b. in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van andere dan
een onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn,
bepaald op de wijze, als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het
bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op
zichzelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabij komen,
doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 m;
c. in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouw-
blok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan
van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover
elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch
op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 m;
d. in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te
bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van
de voorgevelrooilijn gelijk aan y4 van de afstand tussen de voorgevelrooi-
lijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te be-
bouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voor-
gevelrooilijn dan 15 m;
e. in alle niet onder a, b, c of d genoemde gevallen op een afstand, welke
wordt bepaald met inachtneming van de beginselen, welke zijn neergelegd in
a t/m d van dit lid, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan
15 m.
2 Als nadere eis kan, in het belang van de toetreding van daglicht nabij hoek-
bebouwing, worden gesteld, dat die bebouwing geheel of gedeeltelijk op een
in de eis aan te geven afstand van de achtergevelrooilijn verwijderd blijft.
De bevoegdheid tot het stellen van deze nadere eis geldt slechts ten aanzien
van de hoekbebouwing binnen de loodlijnen op de achtergevelrooilijnen ge-
trokken op 5 m afstand van het snijpunt van die rooilijnen.
32