Constructie van bouwwerken
waarin grote aantallen personen plegen te verblijven of waarin zeer brand
gevaarlijke werkzaamheden worden verricht en/of zeer brandgevaarlijke
goederen worden opgeslagen (hoge vuurbelasting). Of en in hoeverre nadere
eisen dienen te worden gesteld, hangt mede af van de ligging van het gebouw
ten opzichte van naburige gebouwen. Zie overigens ook de wenk voor de toe-
passing bij lid 4, onder a, van artikel 176.
ARTIKEL 178
Toelichting op het ontstaan
In tabel 6, die bij dit artikel behoort, is voor de thermische isolatie van vloeren
van woningen direct boven een onderhuis een waarde voor de warmteweer-
stand opgenomen van ten minste 0,30 (tabel 6, regel C1, kolom 4). Deze
waarde is ontleend aan NEN 1068 (Thermische eigenschappen van woningen),
aannemende dat het de bedoeling was deze eis voor de genoemde soort
vloeren te doen gelden. De norm noemt namelijk ook vloeren boven niet ver-
warmde en vaak openstaande ruimten, zoals garages, en eist daarvoor een
waarde van ten minste 0.80. Deze eis is voor een normaal onderhuis onnodig
hoog en zou kostbare voorzieningen aan de betreffende vloeren meebrengen.
Wenken voor de toepassing
Algemeen. In NEN 1068 (Thermische eigenschappen van woningen) en NEN
1070 (Geluidwering in woningen) zijn voorbeelden gegeven van constructies,
die voldoen aan eisen, zoals gesteld in de tabellen 6 en 7.
Lid 3, onder b. Van de aard van de niet tot bewoning bestemde ruimten in
een gebouw, dat mede voor bewoning is bestemd, is het afhankelijk, welke
nadere technisch-fysische eisen dienen te worden gesteld. Ruimten onder of
boven woningen, waarin in de regel abnormaal hoge of lage temperaturen
zullen heersen, vergen een extra goede warmte-isolatie van de vloer, die de
woonruimte begrenst. Zo kunnen ook door het lawaai dat op grond van de
bestemming kan worden verwacht, extra geluidisolerende maatregelen nodig
zijn. Onder of boven woningen voorkomende ruimten met een overmatige
vochtigheid vergen extra vochtwerende maatregelen. In vele gevallen zullen
de hierbedoelde eisen ook op grond van de Hinderwet kunnen worden gesteld.
(Zie de wenk voor de toepassing bij artikel 176, lid 4, onder a).
127