waarvan de afstand tot de zijdelingse grens van het erf minder dan 20 m
bedraagt;
b. binnen de bebouwde kom gelegen kassen;
c. buiten de bebouwde kom gelegen bouwwerken, als bedoeld in artikel 36,
lid 3, onder a, b en c;
d. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen; 1
e. gebouwen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden
grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en
een spoorweg of aan een weg en een plantsoen en welk terrein slechts aan
één van die zijden mag worden bebouwd;
f. gebouwen op binnenterreinen, mits de vrijstelling, bedoeld in artikel 37,
lid 4, onder c, is verleend;
g. gebouwen in een bouwstrook of bouwblok, geheel of overwegend handels-
of industrieterrein omvattend;
h. aan- of uitbouwen, welke buitenwerks gemeten niet hoger zijn dan de
bovenzijde van de laagste volledig boven het terrein gelegen bouwlaag van
het gebouw zelf en niet hoger dan 4,5 m zowel boven de gemiddelde hoogte
van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw als boven peil;
j. een bergplaats voor motorvoertuigen bij een tot bewoning bestemd gebouw;
k. een bergplaats voor huishoudelijke doeleinden met een grotere oppervlakte
dan 8 m2 en een grotere uitwendige hoogte dan 2,5 m;
I. gebouwen, waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan 30 cm onder
de hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw;
m. bijgebouwen, andere dan bedoeld onder j, k en I, welke buitenwerks ge-
meten niet hoger zijn dan 4,5 m, zowel boven de gemiddelde hoogte van
het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw als boven peil;
n. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen 3
en schoorstenen, voor zover zij de achtergevelrooilijn met meer dan 12 cm
overschrijden;
o. balkons en veranda's, toegangen van gebouwen, waaronder liftschachten,
trappehuizen en galerijen, brandtrappen, terrassen en stoepen, voor zover niet
vallende onder artikel 47, onder h;
p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover niet vallende onder artikel
47, onder e;
q. gevallen waarin de vrijstelling bedoeld in artikel 44, lid 3, onder g wordt
verleend.
34