Paragraaf 2: Diverse bijzondere eisen
ARTIKEL 258
Wenken voor de toepassing x)
Leden 1 en 2. Voor de hantering van de onderhavige parkeergelegenheids-
bepaling volgen hier enkele richtlijnen met betrekking tot de capaciteit van
de parkeergelegenheid of stallingsruimte voor motorvoertuigen op meer dan
twee wielen, motorrijwielen en scooters en stallingsruimte voor rijwielen al
dan niet met hulpmotor.
Aangezien de oppervlakte van de benodigde ruimten voor het parkeren en
het stallen afhankelijk is van het karakter van de in het gebouw te vestigen
instelling, zijn de grenzen voor de capaciteit van deze parkeer- en stallings-
ruimten niet al te eng getrokken en moeten deze uitsluitend als leidraad voor
het te voeren beleid worden gezien.
Geval voor geval zal afzonderlijk moeten worden beoordeeld, zodat het niet
mogelijk is de richtlijnen in een algemeen geldend voorschrift neer te leg-
gen. Het is bovendien denkbaar, dat ten behoeve van twee of meer gebouwen
gezamenlijk in de benodigde parkeer- en stallingsruimte wordt voorzien.
a. Voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen.
1. Woningen: naar gelang van de soort woningen zal moeten worden gere-
kend op plaats voor één auto op één tot drie woningen. Indien de breedte
van de woningen zodanig is, dat langs het trottoir bij voldoende straatbreedte
parkeergelegenheid bestaat, zal geen extra-ruimte noodzakelijk zijn. Hier
is met name aan eengezinshuizen gedacht.
2. Kantoorgebouwen: de parkeergelegenheid bij deze gebouwen is afhanke-
lijk van het aantal personeelsleden, de samenstelling van het personeel (ho-
ger of lager gekwalificeerde arbeid) en het aantal bezoekers. De grenzen
moeten als gevolg hiervan enige speling laten en zijn derhalve geraamd op
één parkeerplaats per 30 tot 100 m2 netto-bedrijfsoppervlakte of één parkeer-
plaats per 2 tot 6 arbeidskrachten.
De in deze wenken voor de toepassing voorkomende richtlljnen zljn voornamelijk ontleend aan een
door burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage aan de raad van die gemeente gedaan voorstel.
156