Bijzondere bepalingcn
De onderstaande richtlijnen voor de stallingsplaatsen zijn dienovereenkomstig
ontworpen.
1. Woningen: één tot vier stallingspiaatsen per woning.
2. Kantoorgebouwen: één stallingsplaats per 25 tot 100 m2 netto-bedrijfs-
oppervlakte of één stallingspiaats per 2 tot 5 werkkrachten.
3. Warenhuizen: één stallingsplaats per 10 tot 25 m2 verkoopruimte voor
bezoekers en tevens één stallingsplaats per 3 tot 5 personeelsleden.
4. Winkels: één stallingsplaats per 10 tot 25 m2 verkoopruimte, waarbij deze
richtlijn eerst ware te hanteren bij een minimum-verkoopruimte van 150 m2.
5. Fabrieken en werkplaatsen: één stallingsplaats per 20 tot 50 m2 netto-
bedrijfsoppervlakte of één stallingsplaats per 1 tot 4 werkkrachten.
6. Scholen (andere dan lagere of kleuterscholen): één stallingsplaats per
1 of 2 leerlingen.
7. Schouwburgen, theaters en concertzalen: één stallingsplaats per 10 tot
25 zitplaatsen.
8. Bioscopen: één stallingsplaats per 4 tot 15 zitplaatsen.
9. Kerken en vergaderruimten: één stallingsplaats per 3 tot 10 zitplaatsen.
10. Hotels en restaurants in de bebouwde kom: één stallingsplaats per 3
tot 10 personeelsleden.
11Servicestations: geen richtlijn.
De vorenvermelde opsomming van de gebouwen moet uiteraard niet als
limitatief worden beschouwd, aangezien de voorgestelde bepaling op alle
gebouwen van toepassing is. In dit verband zij nog gewezen op stations-
gebouwen en haveninrichtingen. Normen zijn voor deze gevallen niet te
geven, omdat hier plaatselijke omstandigheden een grote rol speien.
Voor het laden en lossen van goederen zijn geen globale richtlijnen te geven.
In het algemeen zullen voor het stellen van een eis in aanmerking komen:
warenhuizen, grote winkeis, bodehuizen, grossiersmagazijnen, haven-inrich-
tingen, fabrieken, werkplaatsen en dergeiijke. Van de aard en de grootte van
de onderneming en de afmetingen der te gebruiken vrachtauto's zal het
afhangen, welke afmetingen de los- en laadplaats moet bezitten.
Lid 3. Het kan zijn, dat de toepassing van lid 1 bij verbouwingen of bij
herbouw op overwegende bezwaren stuit, bijv. i.v.m. de toegelaten bouw-
159