aanzien van de wijze van verharding, de wijze van afwerking, van riolering en verlichting. Indien dergelijke regels niet in de bij het bestemmingsplan behorende bestem- mingsvoorschriften worden opgenomen, kunnen zij althans in die richting wijst artikel 44 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet door middel van de aanlegvergunning worden gehandhaafd. Voor zgn. bouwstraten zou een oplossing kunnen worden gevonden door dergelijke eisen te stellen in de voorschriften, die ingevolge artikel 3, lid 2, onder a van de Woningwet (voorschriften omtrent de wegen aan welke mag worden gebouwd) in de bouwverordening moeten worden opgenomen. Voor andere wegen kan deze oplossing niet worden aangewend. Behalve dat het gewenst zou zijn de aanlegvergunning afhankelijk te stellen van bovengenoemde technische eisen, zou het ook gewenst zijn, dat de gemeente door het al of niet verlenen van een aanlegvergunning het tempo van de wegenaanleg in de hand zou kunnen houden, opdat zij niet, doordat wegen voortijdig worden aangelegd, genoodzaakt zou zijn te grote kosten te besteden aan de zgn. complementaire openbare voorzieningen, zoals riole- ring, water- en gasvoorziening, verlichting en toezicht. Een desbetreffende weigeringsgrond zou echter op grond van het bovengenoemde artikel 44 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet kunnen worden gesteld. Het bovenstaande zou ervoor pleiten de aanleg van wegen niet alleen in een bestemmingsplan, doch daarnaast ook afzonderlijk te regelen. Nu aan een dergelijke regeling een ander motief ten grondslag zou liggen dan het voorkomen, dat een terrein minder geschikt wordt voor het verwerkelijken van de bij het bestemmingsplan gegeven bestemming, zou de gemeenteraad bevoegd geacht kunnen worden een dergelijke afzonderlijke regeling vast te stellen. Een dergelijke regeling zou, zowel wat de zgn. bouwstraten als wat andere wegen betreft, het beste in de bouwverordening kunnen worden opgenomen nu is aangenomen dat de regeling van de aanleg van zgn. bouwstraten in de bouwverordening op zijn plaats is en de motieven, die voor de gemeente gelden om de aanleg van zgn. bouwstraten niet in een bestemmingsplan te regelen, ook gelden voor de aanleg van andere wegen. Hierdoor kan opne- ming van een regeling betreffende de aanleg van verschillende soorten wegen in één verordening op zijn plaats worden geacht. Bovendien zal het 170

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 485