Inrichting van erven
Inleiding
De bepalingen van deze afdeling berusten op artikel 10 van de Woningwet.
Alhoewei dit artikel zonder meer spreekt van open erven en terreinen is
toch aangenomen, dat dit wetsontwerp open erven en terreinen nabij ge-
bouwen bedoelt. Deze opvatting vindt zijn grond in het feit, dat de Woning-
wet de belangen van de volkshuisvesting beoogt te beschermen en daarom
slechts van toepassing kan zijn op erven en terreinen, die door hun gesteid-
heid van invloed kunnen zijn op gebouwen. In de tekst der artikelen is
echter nergens getracht een nadere omschrijving van „open erven en terrei-
nen" te geven, zodat de artikelen in dit opzicht geen toepassingsbeperking
bevatten, die onder bepaalde omstandigheden ongewenst zou kunnen zijn.
Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 10 van de Woningwet (artikel
11 van het oorspronkelijke wetsontwerp) behoren tot de voorschriften om-
trent de staat, waarin open erven en terreinen verkeren, ook bepalingen
betreffende de wijze van afscheiding.
Voor zover de bepalingen van deze afdeling betrekking hebben op open
erven, gelden zij zowel voor erven bij nieuw op te richten gebouwen als
voor erven bij bestaande, niet in uitvoering zijnde gebouwen. Met deze
gedragslijn is aangesloten aan het systeem, dat reeds thans in de overgrote
meerderheid der Nederlandse bouwverordeningen voorkomt, terwijl uit de
nieuwe wet valt af te leiden, dat ook deze de gevolgde gedragslijn beoogt.
Bepalingen omtrent het gebruik van open erven en terreinen zijn echter niet
in deze afdeling opgenomen. Deze bepalingen hangen zo nauw samen met
de bepalingen omtrent het gebruik van bouwwerken, dat zij te zamen daar-
mede in hoofdstuk 7 zijn opgenomen.
Ook de bepalingen omtrent de afmetingen van open erven bij gebouwen
komen niet in deze afdeling voor. Eisen omtrent de afmetingen van een erf
zijn eisen, die aan een gebouw worden gesteld en die daarom zijn onder-
gebracht in het hoofdstuk, dat op het bouwen betrekking heeft. (Zie de
artikelen 49 en 51 van afdeling A van hoofdstuk 3).
De naleving van de bepalingen van de onderhavige afdeling kan worden
afgedwongen met behulp van artikel 25, lid 3, van de Woningwet. Ingevolge
dat lid kunnen burgemeester en wethouders per aanschrijving de nodige
voorzîeningen gelasten. Dit sluit geenszins uit, dat bijv. eisen omtrent de
hoogteligging van een erf en de aard van de afscheiding daarvan bij de
179