Het bouwwerk en zijn omgeving
De in lid 1 bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooi-
lijn ter plaatse van het bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooi-
lijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke 5 m breedte van de achterzijde
van het bouwwerk de gemiddelde afstand tussen de achtergevelrooilijnen in
rekening gebracht.
Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten tot
de dichtstbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn.
De grootste toegelaten hoogte van een bouwwerk in het vlak door de achter-
gevelrooilijn mag niet meer bedragen dan de grootste toegelaten hoogte in
de aangrenzende 5 m van een aanliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde
bouwblok.
Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de grootste toegelaten
hoogte van bouwwerken in het vlak door de achtergevelrooilijn, indien:
a. gebouwd wordt op hellend terrein;
b. het terrein achter de achtergevelrooilijn niet op peil ligt.
ARTIKEL55 Toegeiaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
Behoudens het bepaalde in artikel 57 bedraagt de grootste toegelaten hoogte
van een zijgevel van een bouwwerk, die tegenover een achtergevelrooilijn in
hetzelfde bouwblok is gelegen, 11/2 maal de afstand van deze zijgevel tot
die achtergevelrooilijn. Deze afstand wordt bepaald op dezelfde wijze als
beschreven in artikel 54, lid 2, voor de bepaling van de afstand tussen twee
achtergevelrooilijnen.
Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, mits de zijgevel niet
hoger is dan de voorgevel.
ARTIKEL56 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen
Behoudens het bepaaide in artikel 57 mag een bouwwerk tussen de voor- en
achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken welke de verticale
vlakken door de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn snijden op de
grootste krachtens artikel 53 en artikel 54 toegelaten bouwhoogte en met het
horizontale vlak een hoek maken van:
45° in de bebouwde kom;
37° buiten de bebouwde kom.
39