Bestaande bouwwerken enz.
Inleiding
1. Onderscheiding van bouwwerken in het algemeen en tot bewoning bestemde
gebouwen
In hoofdstuk 3 van dit model (Technische bepalingen omtrent het bouwen)
zijn onderscheiden:
bouwwerken in het algemeen en
tot bewoning bestemde (gedeelten van) gebouwen.
Deze indeling is in het onderhavige hoofdstuk van de bouwverordening ook
weer gevolgd.
2. Voorschriften ingevolge de Woningwet
Om te voldoen aan het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van de Woningwet
zijn in dit hoofdstuk van de verordening voorschriften opgenomen omtrent:
a. bestaande gebouwen (in het algemeen),
b. bestaande tot bewoning bestemde gebouwen,
c. bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 4 der wet geeft de onderwerpen aan waarop de voorschriften voor
de onder a en b bedoelde gebouwen in ieder geval betrekking moeten hebben.
Men treft deze voorschriften, zij het in andere volgorde dan die waarin ze in
artikel 4 der wet worden genoemd, in de hier volgende paragrafen aan.
Ten aanzien van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de
wet (artikel 5) geen bepaalde onderwerpen ter regeling aangegeven.
3. Aanvullende regelingen
De artikelen 4 en 5 der Woningwet schrijven regeling in de bouwverordening
voor met betrekking tot bestaande gebouwen, onderscheidenlijk bestaande
bouwwerken geen gebouwen zijnde. Er zijn hiernaast echter enige, niet
onder deze categorieën vallende en evenmin elders in de Woningwet
vermelde onderwerpen welke regeling behoeven. In de eerste plaats het
doen instellen van een onderzoek naar de oorzaak van een gebrek of naar
een (verborgen) gebrek aan een bouwwerk. Voorts de staat (toestand) van
sloten en wateren bij gebouwen en van niet-openbare riolen en putten buiten
gebouwen.
In het onderwerpelijke hoofdstuk is in deze leemten voorzien door het