Bestaande bouwwerken enz-
„Wat betreft de aanschrijving tot het treffen van voorzieningen aan woningen
is het systeem der bestaande wet gehandhaafd, volgens hetwelk een aan-
schrijving niet noodzakelijk op strijd met de bouwverordening gebaseerd
behoeft te zijn. Dit is om twee redenen geschied. In de eerste plaats valt uit
de bouwverordening niet steeds nauwkeurig te lezen, aan weike eisen be-
staande woningen moeten voldoen. Vele voorschriften betreffende bestaande
woningen zijn immers uit de aard der zaak in zeer algemene termen vervat.
Het antwoord op de vraag, of verbetering noodzakelijk is, zou daarom ook bij
binding van de aanschrijving aan de bouwverordening in hoofdzaak afhangen
van het oordeel van burgemeester en wethouders. Het voorschrift van de
bouwverordening kan in die gevallen niet meer dan een aanknopingspunt
zijn. Handhaving van de redactie van de bestaande wet schijnt daarom wen-
selijk. Er is echter nog een reden om het huidige systeem te handhaven.
Voor zover wel gedetailleerde voorschriften kunnen worden gegeven, bevatten
die voorschriften steeds minimum-eisen. Het kan echter voorkomen, dat een
combinatie van minima tot een toestand leidt, die ondanks dat aan de
voorschriften is voldaan, toch ontoelaatbaar is. Ook in een dergelijk geval
moet kunnen worden opgetreden".
Volgens deze toelichting is het opnemen van concrete eisen dus niet nood-
zakelijk en kan het zelfs niet voldoende zijn. Omtrent de wenselijkheid van
het opnemen van concrete eisen hoort men wel betogen, dat, vooral in ge-
meenten waar de hantering van het hoofdstuk over de verbetering van be-
staande gebouwen (woningen) geen dagelijks werk is, het een steun voor
burgemeester en wethouders is indien duidelijke bepalingen ook ten aanzien
van bestaande gebouwen (woningen) in de verordening voorkomen en dit
college dus gemakkelijk kan nagaan of de bestaande toestand in strijd is met
die bepalingen en, zo ja, welke voorzieningen dan voorgeschreven moeten
worden. N/ien ziet daarbij echter over het hoofd, dat de verscheia'enheid in
bestaande toestanden van gebouwen, zowel wat de ligging, de afmetingen en
de aard der gebouwen als wat de staat waarin ze verkeren betreft, zo groot
is, dat er nauwelijks concrete eisen te noemen zijn, die in alle of zelfs maar
in de meeste gevallen van toepassing geacht kunnen worden. In het bijzonder
geldt dit voor bepalingen van afmetingen van bouwkundige onderdelen, zoals
oppervlakte en verdiepinghoogte van kamers, privaten, badruimten, breedte
van gangen, bordessen en trappen enz.
Hiervoor kan men voor bestaande gebouwen geen vaste maten aangeven.
193