Men moet van geval tot geval er van maken wat er van te maken is. De tegen-
werping dat, indien niet aan de in de verordening gestelde maten kan worden
voldaan, de wonmg voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking behoort
te komen, gaat zelfs in tijden van woningoverschot niet op. Nog daargelaten
dat dit argument bij andere gebouwen dan woningen niet van toepassinq kan
zijn.
Alleen voor voorzieningen zoals installaties voor water, gas en elektriciteit,
waarbij de door die installaties ingenomen ruimte een ondergeschikte rol
speelt, kan men verder in de concretisering van de bepalingen gaan, al zal
natuurlijk de mogelijkheid open moeten blijven om voor woningen of andere
gebouwen, die het niet meer waard zijn, of welker gebruik er aanleiding toe
geeft, niet het volle pond te eisen.
De tekst van artikel 25, lid 1, der Woningwet verdient voorts nog de aandacht
in verband met het volgende: de vraag is welke betekenis moet worden
gehecht aan de woorden van alinea b: (Indien een woning) „ofschoon niet
ter bewoning ongeschikt, wegens strijd met de bouwverordening of met de
krachtens die verordening gestelde regelen of eisen of uit anderen hoofde
noodzakelijk verbetering behoeft, schrijven burgemeester en wethouders de-
gene, die als eigenaar of uit anderen hoofde tot het treffen van de voorzie-
ningen bevoegd is, aan binnen een door hen te bepalen termijn de door hen
aan te geven voorzieningen te treffen".
Betekent dit dat strijd met de bepalingen op zichzelf reeds de noodzakelijk-
heid van verbetering medebrengt en daarmede de plicht van burgemeester
en wethouders om voorzieningen te eisen, of moeten deze woorden zo wor-
den opgevat, dat strijd met de bepalingen de noodzakelijkheid van verbetering
kan medebrengen en het aan het oordeel van burgemeester en wethouders
is overgelaten of er ingegrepen moet worden? Uit de toelichting tot artikel 26
(thans artikel 25) van de wet valt dit niet op te maken. De artikelen van dit
hoofdstuk van de bouwverordening zijn echter op enkele uitzonderingen
na uit de aard der zaak in zeer algemene termen vervat. De begrippen
zijn derhalve niet scherp omlijnd en ingevolge artikel 5 van dit ontwerp komt
de beslissing omtrent hun strekking (draagwijdte) aan burgemeester en wet-
houders toe. Het hangt dus van die beslissing af of in een bepaald geval
voorzieningen nodig zijn.
Een voorbeeld daarvan is artikel 307, waarvan de inhoud, verkort, als volgt kan
worden weergegeven:
194