lopige regelen, mogen worden gegeven omtrent het gebruik van de in het
plan begrepen grond en de zich daarop bevindende opstallen. In de toekomst
kan het gebruik van gronden en opstallen zo nodig in een bestemmingsplan
worden geregeld. De bouwverordening geeft dus als het ware een overgangs-
regeling. Indien een plan of voorschriften, als in de aanhef van lid 1 be-
doeld, in overeenstemming worden gebracht met de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, treedt voor het gebied, dat in dat plan is begrepen, dit artikel
buiten werking. De aanpassing aan de Wet op de Ruimtelijke Ordening moet
ingevolge de Overgangswet binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van laatst-
bedoelde wet geschieden.
ARTIKEL 354
Wenk voor de toepassing
Bij dit artikel kan in de eerste plaats worden gedacht aan woningen voor
bejaarden en alleenstaanden en aan dienstwoningen.
Paragraaf 4: Bepalingen betreffende het gebruik van bouw-
werken, open erven en terreinen in verband met voorgeschre-
ven voorzieningen, met de veiligheid en met de welstand
ARTIKEL 356
Wenk voor de toepassing
Het kenbaar maken van een verbod tot gebruik van een bouwwerk in ver-
met 9evaar veor de veiligheid kan bijvoorbeeld blijken uit een waar-
schuwingsbord. In de meeste gevallen zal met het enkele kenbaar maken
met kunnen worden volstaan en zal tot slopen of stutten moeten worden
gelast. Zie in dit verband artikel 311 van deze verordening en artikel 27 van
de Woningwet.
ARTIKEL 358
Wenk voor de toepassing
Dit artikel opent de mogelijkheid maatregelen te nemen tegen het op ontsie-
rende wijze plaatsen van olievaten in voortuinen en op van de weq af
zichtbare balkons.
222