36
4e afd.
30 maart 1967
TOELICHTING
op de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening.
Artikel I.
In artikel 7, eerste lid, van de Bouwverordening is bepaald dat deze
verordening niet van toepassing is op (o.m.) seizoenwoonverblijven, voor
zover in een desbetreffende verordening niet anders is bepaald. In deze
gemeente is geen verordening op seizoenwoonverblijven (volkstuinhuisjes
e.d.) van kracht. Zou genoemde bepaling behandhaafd worden, dan zou dit
betekenen, dat die woonverblijven vrijelijk mogen worden gebouwd, voor
zover het bestemmingsplan zich daartegen althans niet verzet. Dit is uiter-
aard niet gewenst.
In de toelichting op artikel 7, lid 1, is dan ook vermeld dat het bepaalde
onder c meestal alleen zal kunnen worden opgenomen, indien in de ge-
meente een aparte regeling voor deze bouwwerken geldt.
Artikei II.
In artikel 14, tweede lid, is onder f vermeld dat geen bouwvergunning
vereist is voor het bouwen van niet van een openbare weg af zichtbare
bouwwerken, geen gebouwen, erfafscheidingen of antennes zijnde, met
geen groter horizontaal oppervlak dan 6 m2 en geen grotere hoogte dan
1,5 m. De bedoeling van deze bepaling zou doorkruist kunnen worden indien
men twee of meer van dergelijke bouwwerken bij elkaar bouwt, welke elk
weliswaar minder dan 6 m2 groot zijn, doch tezamen aanzienlijk groter zijn
dan deze oppervlakte. Daarom zijn de woorden „in totaal" tussengevoegd.
Onder de omschrijving van de onderhavige bouwwerken zouden o.m. be-
paalde kleine bouwwerken kunnen vallen, welke dienst doen als ketelruimte
voor centrale-verwarmingsinstallaties. Met het oog op de plaatsing van het
afvoerkanaal voor verbrandingsgassen voor een ketelruimte is het gewenst
hiervoor wél een bouwvergunning te eisen.
Een onjuist geplaatst afvoerkanaal kan immers voor de gebruikers ge-
vaar en voor de omwonenden hinder opleveren.
Artikel III.
Artikel 17, eerste lid, schrijft voor dat burgemeester en wethouders al-
vorens op een bouwaanvraag te beslissen, het advies moeten inwinnen van
o.m. de welstaridscommissie. Dit advies zou ingevolge het derde lid niet
gevraagd behoeven te worden indien de aanvraag betrekking heeft op mo-
numenten e.d. Het advies van de welstandscommissie kan evenwel ook ten
aanzien van dergelijke gebouwen zeer waardevol zijn. Daarentegen kan dit
advies achterwege blijven indien de bouwaanvraag uitsluitend betrekking
neett op het inwendig verbouwen van een gebouw, aangezien hierbij het
(openbare) welstandsaspect ontbreekt. Een en ander is in overeenstemming-
met de praktijk welke alhier tot nu toe wordt gevolgd.
De vermelding van woonketen in het onderhavige artikel is niet iuist-
mgevolge het bepaalde in artikel 23 van de Woningwet geldt de Bouwver-
oraenmg namelijk niet voor deze keten.
De modei-bouwverordéning zal waarschijnlijk binnenkort voor wat dit
Punt betreft worden herzien.
Artikel IV.
hAan een formulier voor ambtelijke aantekeningen, uit te reiken aan de
houder van een bouwvergunning, bestaat in deze gemeente geen behoefte.
Artikel 26 kan daarom vervallen.