Paragraaf 3
Verklaring ingevolge artikel 28 van de Bouwverordening
Artikel 14.
1. De ambtenaar onderzoekt, nadat kennis gegeven is van het
gereed zijn voor het in gebruik geven of nemen van een bouwwerk of
een gedeelte daarvan binnen een door het hoofd van bouw- en
woningtoezicht te bepalen termijn van ten hoogste twee weken
of het bouwwerk en de aanleg en afscheiding van het daarbij be-
horende terrein is uitgevoerd overeenkomstig
a. de bouwvergunning;
b. de eventuele nadere bouwvergunningen;
c. de Bouwverordening en de krachtens deze verordening gestelde
nadere regelen en nadere eisen; en
d. het Woonketenbesluit, voor zover het bouwwerk een woonkeet
betreft.
2. De ambtenaar onderzoekt tevens, voor zover de in het eerste lid
bedoelde kennisgeving betrekking heeft op een gedeelte van een bouw-
werk of het niet gereed gekomen gedeelte gevaar voor de veiligheid
van de gebruikers van het gereed gekomen gedeelte kan opleveren.
3. De ambtenaar maakt van het in de vorige leden bedoelde onder-
zoek rapport op.
Artikel 15.
1. Het hoofd van bouw- en woningtoezicht geeft naar aanleiding
van het in artikel 14, derde lid, bedoelde rapport een verklaring als
bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de Bouwverordening aan de
houder van de bouwvergunning af.
2. Indien geen verklaring kan worden afgegeven, deelt het hoofd
van bouw- en woningtoezicht dit schriftelijk en met redenen omkleed
mede aan de houder van de bouwvergunning. Afschrift van deze mede-
deling wordt gezonden aan burgemeester en wethouders.
HOOFDSTUK V
Het toezicht op de toestand van bestaande niet in uitvoering
zijnde bouwwerken c.a.
Artikel 16.
1. De ambtenaar onderzoekt zo spoedig mogelijk, nadat gebreken
in de toestand van bestaande, niet in uitvoering zijnde bouwwerken
14
Tekst instructie