Inrichting van gebouwen
ln afwijking van het bepaalde in lid 2 moet in zolderkamers onder schuine dak-
vlakken de in lid 1, onder c, genoemde hoogte aanwezig zijn boven ten minste
de helft van de vloeroppervlakte, met dien verstande, dat de hoogte boven de
als minimum voorgeschreven vloeroppervlakte nergens minder dan 1,5 m mag
zijn en ter plaatse van de ramen niet minder dan 2 m.
Nadere e/'sen kunnen worden gesteld met betrekking tot de hoogte van ka-
mers, keukens en bijkeukens van woningen, voor zover dit in verband met het
gestelde in art. 105 nodig is met het oog op een voldoende toetreding van
daglicht.
Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 2, dat de hoogte ner-
gens minder dan 2,1 m mag zijn, indien geen onbereikbare hoeken nabij de
vloer ontstaan.
ARTIKEL 75 Afmetingen van privaten in tot bewoning bestemde gebouwen
De horizontale afmetingen van een privaat in een tot bewoning bestemd ge-
bouw moeten ten minste 115 x 85 cm bedragen. De vrije hoogte boven deze
als minimum voorgeschreven oppervlakte moet gemiddeld ten minste 2,1 m
zijn met een minimum van 1,7 m.
ARTIKEL 76 Afmetingen van badruimten in tot bewoning bestemde gebouwen
De badruimte in tot bewoning bestemde gebouwen moet horizontale af-
metingen hebben van ten minste:
a. 110 x 90 cm indien de badruimte binnen een woning is gelegen en tot deze
woning niet meer dan drie kamers behoren;
b. 180 x 110 cm indien de badruimte bestemd is voor het daarin plaatsen van
een badkuip, een zitbad of een bad-wascombinatie;
c. 180 x 90 cm in alle overige gevallen.
In de gevallen, waarin de combinatie van een badruimte en een privaat is
toegestaan, moet de oppervlakte ten minste 0,6 m2 groter zijn dan de geëiste
minimum oppervlakte van de badruimte;
De badruimte in een woning waartoe meer dan drie kamers behoren mag
niet uitsluitend toegankelijk zijn vanuit een kamer.
53