Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 voor ruimten van
ondergeschikte aard en voor ruimten, welke om bedrijfstechnische redenen
een geringere hoogte moeten hebben.
ARTIKEL 80 Badruimten, privaten en waterplaatsen in niet tot bewoning bestemde
gebouwen
Niet tot bewoning bestemde gebouwen moeten in het belang van de gezond-
heid van de gebruikers in voldoende mate zijn voorzien van badruimten,
privaten en waterplaatsen.
Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot aantal, afmetingen en
ligging van de in lid 1 bedoelde ruimten.
ARTIKEL 81 Wijze van bepalen van de oppervlakte en de hoogte van ruimten in
gebouwen
Ter bepaling van de oppervlakte van ruimten van gebouwen wordt gemeten
binnen de omtrekwanden in voorkomende gevallen binnen de balustrade
onder aftrek van schoorsteenstoelen, schoorstenen en andere in de ruimte
uitspringende onderdelen van het gebouw, waaronder kasten, doch met uit-
zondering van aanrechten. Vloeroppervlakte, waarboven minder dan 1,5 m
hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
De hoogte van ruimten van gebouwen wordt gemeten van de afgewerkte vloer
tot het laagste deel van de bovenbegrenzing van de ruimte. De onderste
20 cm van moerbalken wordt daarbij niet van de hoogte afgetrokken.
Paragraaf 2: Toegangen van gebouwen en inrichting en
afmetingen van gangen, trappen, hellingbanen en galerijer
van gebouwen
ARTIKEL 82 Klimlijn
Onder klimlijn wordt in deze paragraaf verstaan de lijn gelegen op 1/3 van de
breedte van de trap aan de zijde waar de treden de grootste breedte hebben.